vaart van Nauerna, evenals in de uitwatering naar
de Nieuwendam die van weinig nut is omdat de
uitwatering door het Wijkermeer altijd dichtgeslibd
en verdroogd is.1
146. En zo is het ook gesteld met bijna alle polders
in Zuid-Holland die op de Schie en de Rotte malen,
en uitwateren op de Maas.2 Deze hebben een klei
ne boezem en kunnen met zuidwesten wind maar
weinig water lozen via hun sluizen, door het opstu
wen van de Maas en het wegvloeien van het water
in de uitwateringskanalen.
NOTA3
147. Het was beter geweest als de heren bedijkers
van de Beemster bij aanvang van de bedijking
met de heren van Uitwaterende Sluizen en met
de stad Hoorn, waarmee ze toen nog op goede
voet stonden, overeengekomen waren om het
uitwateringskanaal aan te leggen via Avenhorn en
de Naamsloot, wat een mooie, diepe, rechte en
brede sloot is die vrijwel in noordoostelijke rich
ting loopt tot aan de hoek van de zeedijk waar
de watermolens staan bij het Huikje, en verder
langs de zeedijk tot aan Hoorn. Dan zouden de
uitwateringen tezamen al deze nieuwe bedijkingen
tussen de Huigendijk en Zaandam, met het oude
land daaromheen, zeer goed gediend en geholpen
hebben en men zou 's winters zelden of nooit last
van hoog water hebben gehad. Zowel het opstu
wen van het water in de Naamsloot als de afvoer
naar de Zuiderzee zouden in overeenstemming met
de weersgesteldheid en bijna geheel naar wens
verlopen.4
148. Waarmee ik hier duidelijk wil maken dat
alle huidige sluizen en uitwateringen van het
Haarlemmermeer, bij het Huis ter Hart, bij
Spaarndam en op andere plaatsen, allemaal heel
goed gelegen zijn ten opzichte van de wind en
volledig in overeenstemming met het weer, zo goed
als men maar wensen kan, waardoor ze volmaakte
uitwateringen vormen.
149. Bovendien is er tijdens het bedijken van het
Haarlemmermeer nog gelegenheid in overvloed om
sluizen maken.
150. Zodat men naar mijn oordeel dit grote,
noodzakelijke, prijzenswaardige, uitmuntende
en winstgevende werk, het bedijken van het
Haarlemmermeer, niet achterwege mag laten, maar
alle mogelijke vlijt en ijver behoort aan te wenden
om het werk te bevorderen, waarbij niemand uit de
grote steden, uit het oude land van Rijnland of uit
de omgeving schade zal lijden.
151. Aldus heb ik hier met duidelijke argumen
ten aangetoond dat bijna de hele boezem tussen
de Huigendijk en het IJ bij Zaandam in het
Noorderkwartier is verdwenen door het bedijken
van alle meren die hiervoor beschreven zijn, en dat
het water nu naar zee afgevoerd moet worden door
smalle, nauwe, lange uitwateringskanalen. Dit lukt
nog wel redelijk, hoewel het door de zuidwesten
wind die meestal in Holland waait tegen het weer
ingaat zoals ik hiervoor heb uitgelegd. En zo wil
1 Zie eerder het kader 'Modder in het IJ voor Spaarndam'. Na de
nodige verwikkelingen stapte het Hoogheemraadschap van de
Uitwaterende Sluizen van de uitwatering door de Nieuwendam
af ten gunste van een nieuwe duikersluis te Nauerna. Deze in
1651 voltooide sluis is nog steeds in gebruik (Belonje, pp. 70-73;
Schilstra 1981, pp. 28-30).
2 De Rotte vormde de belangrijkste boezem en uitwatering van
het Hoogheemraadschap van Schieland op de Maas. Tot 1921
behoorde de Schie tevens tot de boezem van Schieland. De
Hoogheemraadschappen van Schieland en Delfland kwamen
reeds in 1571 een maalpeil op de Schieboezem overeen om te
voorkomen dat het water over polderkaden heen stroomde of
erger nog, de kaden het begaven (Dolk 1939, pp- 594-596; Van
der Ham, Jacobs 2004, pp. 106-111). Volgens Colevelt gebeurde
dat laatste toch nog wel eens. Bovendien stonden als gevolg
van de maalstop bij hoge boezemwaterstanden soms in mei nog
landerijen dras (Colevelt 1727, alinea's 62 en 63).
3 NOTA: let op, belangrijk.
4 Uitsluitend bezien vanuit het probleem van de opwaaiing van
water in de noordoosthoek van de Schermerboezem was een
uitwatering vanuit de noordpunt van de Beemster bij Avenhorn
door de Naamsloot naar Hoorn een goed idee. Leeghwater
adviseerde tijdens de droogmaking van de Beemster positief
over dit uit Hoornse hoek afkomstige voorstel. Maar Hoorn zou
hierdoor ook voor de binnenscheepvaart veel beter bereikbaar
worden en dat stuitte op weerstand van de andere steden in het
Noorderkwartier. Bovendien doorsneed het voorgestelde kanaal
naar Hoorn de Westfriese Omringdijk met alle risico's van dien
(Aten 1995, pp. 92-93; Borger 2004, pp. 89-90).
Leeghwater en het Haarlemmermeer
83