jti_J 142. De bedijkers van de Wormer hebben een sluis laten maken in de Nieuwendam die uitwatert op het Wijkermeer. 143. Tegenover deze nieuwe sluizen en uitwateringen malen tegenwoordig 45 watermolens meer dan voor heen op de grote boezem, die nu zo'n 18.600 morgen kleiner is dan voordat de meren bedijkt waren. Daarbij zijn drie sluizen, de duiker te Zaandam, de sluis in Nauerna en de sluis in de Nieuwendam, geheel tegen de weersgesteldheid aangelegd. 144. Veel mensen in het Noorderkwartier kennen de omstandigheden en de uitwateringen goed en ze weten dat in deze streken de wind doorgaans uit het zuidwesten, het zuiden en het zuidoosten waait. 145. Daardoor is het vaak laag water op het IJ; in de Zaan daarentegen wordt het water opgestuwd in noordelijke richting. Dat gebeurt ook in de nieuwe Boezemverkleining en wateroverlast boven het IJ1 In de alinea's 136 tot en met 143 bespreekt Leeghwater de sterke verkleining van de Schermerboezem in het Noorderkwartier door de droogmaking van alle grote meren in die streek. Oorspronkelijk had de Schermerboezem een oppervlakte van een kleine 18.000 ha. Daar bleef slechts 1.700 ha ofwel minder dan 10 procent van over. Het bestuur van het voor het boezembeheer verantwoordelijke Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen eiste daarom van de bedijkers van de verschillende meren de aanleg van nieuwe afwateringskanalen en uitwaterende sluizen. Leeghwater geeft hiervan in de alinea's 138 tot en met 142 een overzicht. Deze maatregelen bleken echter onvoldoende om de boezemver kleining te compenseren. Als er onvoldoende water in zee geloosd kon worden, liep de water stand in de boezem al snel gevaarlijk hoog op. Leeghwater wist daar uit eigen ervaring alles van. Rond het Lange- of Alkmaardermeer was begin jaren dertig van de 17e eeuw nog het nodige land dat niet met een kade van de boezemwateren was afgesloten. Deze lande rijen stonden voortdurend blank en in 1633 stuurde Leeghwater namens de bewoners van Markenbinnen een brief aan raadpensionaris Adriaan Pauw. Hierin beschreef hij hoe hij in eigen persoon op 27 juni 1633 door de weilan den langs het Alkmaardermeer was gevaren. Die stonden toen nog een halve voet (ca. 15 cm.) onder water en waar normaal gehooid behoor de te worden, werd op karper gevist. Hoe dat kwam, legde Leeghwater in de volgende bewoordingen helder aan Pauw uit: Doorsake vandese coomt veel ende meest alle doort bedijcken vande meeren dat nu hoelanger hoe meer den boesem cleynder wert ende weynich vermach als men geen water door die seesluysen met noordwestewint ter see can loosen, ende datter by menichte van watermo lens hoe langer hoemeer opde cleyne boesen malen 2 1 Dit kader is gebaseerd op Aten 2007, 56-58; Van Zwet 2009, pp. 34-39. JU PT" Kaart van het Lange- of Alkmaardermeer, onderdeel van de Schermerboezem. De boeren rond het meer kregen in de jaren dertig van de 17e eeuw met grote wateroverlast te maken. Oorzaak hiervan was de sterke boezemverkleining door de landaanwinning. Claes Vastersz. Stierp, 1637. Provinciale Atlas Noord-Holland, Haarlem, bestand- deelnr. 1399. 2 Geciteerd bij Besse 1942 'Uitgeester Woude', p. 42. 82 Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 83