131. Ook zijn er nog bijkomende en onvoorziene
kosten voor het in voorraad houden van riet, rijs
hout, takken, ijzerwerk, spijkers en arbeidsloon
voor het bedijken, om de plempwerken te onder
houden zolang het water in het Meer nog schade
kan aanrichten en om de slechte plekken in de
ringdijk te herstellen, en overige kosten.
En verder,
132. Voor vergaderingen met de grote steden, en
met de heren van Rijnland en de boeren uit de
omliggende dorpen, om zo gezamenlijk op een
goede manier tot overeenstemming te komen zodat
dit grote, uitmuntende en prijzenswaardige werk
met Gods hulp mag worden begonnen, tot een
goed einde en in goed overleg in verkaveling mag
worden gebracht: 70.000 gulden.
133. Dan zijn er nog twee zaken die niet vergeten
mogen worden. De ene is dat de ringsloot en de
trekweg ook door Leiden moeten lopen, zodat het
stromende water vanaf de molens ook door Leiden
heen en weer zal vloeien en stromen.1
134. De andere is dat het zou kunnen gebeuren
dat de bodem of het slik voor Spaarndam begint
op te drogen en te vervuilen aangezien Spaarndam
in een inham of bocht ligt, wat de scheepvaart
zou verhinderen en beletten (waartegen God ons
moge beschermen). Daarom moet men de Nieuwe
Vaart van Haarlem tot aan het Huis ter Hart zoveel
roeden als nodig is verbreden, en daar een kolk
ontwerpen en sluizen aanleggen waar men te allen
tijde kan doorschutten op het IJ en waardoor de
vaart een behoorlijke diepte houdt. Dit alles ten
gunste van de stad Haarlem en van anderen die
van deze vaart gebruik moeten maken. Voor deze
twee zaken moet nog 100.000 gulden gerekend
worden.
135. Dit alles bedraagt tezamen 3.600.000 gulden.
En als het Meer 20.000 morgen oplevert, dan zal
iedere morgen dus 180 gulden kosten.
896000
300000
630000
105000
320000
84000
778000
102000
42000
83000
80000
10000
70000
100000
3600000 guld.
Korte beschrijving van de meren die, allemaal na
het jaar 1608, bedijkt zijn in het Noorderkwartier
tussen Zaandam en de Huigendijk. Tevens van de
sluizen en uitwateringen die voor dat doel gemaakt
en aangelegd zijn, en die het mogelijk maakten
de nieuwe bedijkte meren te laten aanleggen en
bekostigen.
136. Als eerste is de Beemster bedijkt, met een
oppervlakte van 7.545 morgen zuiver land.
Ook is de Purmer bedijkt, deze is 3.000 morgen
groot.
Ook is de Wormer bedijkt, deze is 1.790 morgen
groot.
Ook is de Schermer bedijkt, deze is ongeveer 6.000
morgen groot.
Ook is de Engewormer bedijkt, 190 morgen.
Ook is de Schaalsmeer bedijkt, 75 morgen.
137. Dit alles bedraagt samen 18.600 morgen, zodat
de boezem aldaar op dit moment kleiner is dan
voordat de meren bedijkt werden.
138. Daarom hebben de heren van de Beemster
een uitwateringskanaal laten aanleggen vanuit de
Schermer bij Ursem, langs de Walingsdijk en langs
Avenhorn en Oudendijk, tot aan oever van de
Zuiderzee. Ook is aldaar een nieuwe duikersluis in
de zeedijk aangelegd om het water te lozen.2
139. Ook heeft de Beemster de grote stenen
duikersluis laten maken in de Zaandam.3
140. De bedijkers van de Purmer hebben de sluis
aan het oosteinde van de haven van Edam laten
aanleggen.
1 Leeghwater speelde met deze opmerking in op de problematiek
van de waterverontreiniging in de Leidse grachten die hiervoor
in verband met de bierbrouwerij al even ter sprake is gekomen
(zie alinea 112). Leiden lag aan slechts traag stromende
boezemwateren en nam in het laatste decennium van de l6e
eeuw een heel pakket maatregelen om de waterkwaliteit te
verbeteren. Het Zoeter- en vooral Haarlemmermeer vervulden
voor Leiden een belangrijke rol bij de bestrijding van de
vervuiling. Door de dan weer zuidwaarts, dan weer noordwaarts
gerichte waterbeweging door opwaaiing in de meren werden de
grachten gespoeld. De droogmaking van het Zoetermeer in 1614
leidde direct tot extra vervuiling van de Leidse grachten (Van
Tielhof, Van Dam 2006, pp. 160-163, 167).
2 Het gaat om de nog steeds aanwezige monumentale Hornsluis
te Lutje Schardam.
3 Vgl. met alinea 111.
80
Leeghwater en het Haarlemmermeer