onderdelen van het werk niet zwaar genoeg heb meegewogen.1 Ik hoop nu zo goed mogelijk aan alles aandacht te geven, met het talent dat de almachtige God mij gegeven heeft. 118. Ten eerste moeten er ongeveer 160 flinke achtkantige watermolens komen, die elk zo'n 5.600 gulden zullen kosten. Dit bedraagt tezamen 896.000 gulden. Nu volgen de kosten van de aankoop van het land waarmee men de ringdijk moet aanleggen. 119. Het Haarlemmermeer heeft een omtrek van ongeveer 15.000 roeden, zoals door middel van een schatting is vastgesteld. Als men, plempwerk buiten beschouwing gelaten, rondom een strook land van 40 roeden breed koopt en daarvan 10 roeden gebruikt voor de ringdijk en 12 of 14 roeden voor de ringsloot, dan blijft er nog een strook land van zo'n 16 roeden achter de dijk over waarop men de molens kan plaatsen en waarin ook de kolken en kolkdijken op een behoorlijke manier kunnen worden aangelegd. Met die overgebleven strook achterliggend land kan men ook de ringdijk onder houden. Als elke roede land 10 stuiver kost, dan wordt dat voor elke lengteroede 20 gulden.2 Met 15.000 roeden vermenigvuldigd wordt dat samen 300.000 gulden. 120. De ringsloot, die 12 roeden breed en acht voet diep is, levert per lengteroede zo'n 84 schacht3 aarde om de dijk mee aan te leggen. Iedere schacht zal ongeveer 10 stuivers aan arbeidsloon kosten, dus elke lengteroede kost 42 gulden. Dit vermenig vuldigd met de 15.000 roeden van de rondom gelegen dijk bedraagt tezamen 630.000 gulden. 15000 42 30000 600000 630000 121. Voor alles is het van groot belang dat men de ringdijk op de juiste breedte aanlegt, want het is beter naderhand de dijk op te hogen dan deze aan de zijkant aan te vullen of te verbreden. Ook moet men de achterdijk4 vanaf de kruin vijf of zes roeden breder maken dan in de Beemster en de andere bedijkte meren.' De notsloot6 moet uitgegraven worden tot een diepte halverwege de ringdijk om te voorkomen dat het water uit de ring vaart doorlekt en de ringdijk verzakt.7 Een deug delijke kadijk8 achter de ringdijk dient als water kering en afscheiding van het land. Deze dijk, die eigendom is van de gemeenschap, zal vruchtbaar zijn en geschikt om te verhuren als hooiland voor algemeen nut. 122. Ook moet de ringsloot aan de west- of de geestzijde9 vier roeden breder worden gemaakt. Deze zal de voornaamste vaart en uitwatering vormen en dient als eerste te worden aangelegd om de doorvaart van Haarlem niet te beletten of te verhinderen, evenmin als die van Gouda, zodat iedereen tevreden is.10 Van de ton van Haarlem tot aan de Wetering is ongeveer 7.000 lengteroeden. Iedere lengteroede zal, inclusief de aankoop van land en arbeidsloon, ongeveer 15 gulden kosten, in totaal 105.000 gulden. 123. Het plempwerk zal een lengte van ongeveer 1.600 roeden beslaan. Iedere roede zal zo'n 200 gulden kosten, met dien verstande dat de voorboe zem over de eilanden van Ruigoord en het gat bij de Overtoom aangeplempt moet worden, evenals bij de ton van Haarlem en bij de Kaag, de Wetering en een aantal andere kanalen en sloten. Alles 1 De hier gepresenteerde begroting is iets bijgesteld ten opzichte van die in eerdere drukken, zie de inleiding op deze hertaling door M. Joustra en de bespreking van Leeghwaters plannen door H. van Zwet. 2 Elke lengteroede is 40 roeden breed. 3 Een schacht of schaft is een eenheid van grondwerken: 1 vierkant roede (12 x 12 voet) bij 1 voet diep, oftewel 144 kubieke voet. 4 Achterdijk: de binnenzijde van de dijk, aan de kant van de polder. 5 De dijk loopt aan beide zijkanten glooiend naar beneden. Volgens Leeghwater moet de helling aan de polderzijde in de Haarlemmermeer hemelsbreed vijf of zes roeden breder worden dan bijvoorbeeld in de Beemster. De dijk wordt dus aan de onderkant breder en zwaarder en de helling wordt minder stijl. 6 Notsloot: de sloot onder aan de binnenzijde van de ringdijk. 7 De tekst "ende den Not-sloot op halve diepte ende op half water keerende, voor 't doorlecken ende aenpersen van de Ringh- dijck ende Ringh-sloots water" is niet helemaal duidelijk, maar Leeghwater is bezorgd voor het doorlekken van de ringdijk vanaf de kant van de ringvaart. De notsloot moet daarom niet helemaal onderaan de dijk komen, maar halverwege de glooiing. 8 Kadijk: een smalle lichte dijk of kade aan de polderzijde van de notsloot. 9 Geestgrond: hoge zandgronden langs de duinen. 10 Hier wordt gedoeld op de zogenaamde 'gecostumeerde binnenvaart' van de grote rivieren naar het IJ via Dordrecht, Gouda en Haarlem. Deze route vormde oorspronkelijk de enige doorvaart en was van grote economische betekenis voor de drie steden, die zich op alle mogelijke manieren verzetten tegen de opening van alternatieve routes (Smit 1995, pp. 437-476; Van Tielhof, Van Dam 2006, pp. 280-281). Leeghwater en het Haarlemmermeer 77

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 78