het noordoosten waait, terwijl in Haarlem en op
het Spaarne het water bij een sterke noordwesten
wind twee of drie voet lager staat dan normaal,
zodat de schepen niet door het Spaarne kunnen
varen en dikwijls drie of vier dagen bij Haarlem en
Spaarndam moeten blijven liggen bij gebrek aan
water. Daardoor worden de kooplieden dikwijls
benadeeld en lijden ze grote schade door het
bederven van hun waren.
110. Iemand zou kunnen zeggen: in een droge
zomer zal er ook weinig water in de ringsloot
staan. Maar het maakt niet uit of het Meer bedijkt is
of niet, want in een droge zomer staat er nooit veel
water in de binnenpolders of in het Meer.
111. Daarvoor heb ik een goede oplossing: men
moet de buitensluizen van contra-deuren voorzien,
of de deuren met schoren stutten en niet meer
water uitlaten dan nodig is bij het schutten van de
schepen, zoals men in het Noorderkwartier doet.
Wanneer daar weinig water staat laat men de nieu
we sluis of de duiker bij Zaandam1 en Nauerna2
dicht, om het water binnen te houden.
112. Ik zou nog bijna vergeten te vermelden dat,
wanneer het schone regenwater in de ringsloot
staat zoals ik hiervoor heb uitgelegd, de brouwers
van Haarlem en Leiden dat water goed kunnen
gebruiken om er bier van te brouwen. Ze zullen
weinig of geen verschil merken met het water dat
ze nu tegen hoge kosten en met veel moeite van
elders moeten halen.
113. Maar het belangrijkste en allerbeste is dit: wat
ter wereld kan er beter zijn dan te wonen nabij een
prachtige, loffelijke en gezegende landstreek die,
door de zegen des Heren, in bijna alle levensbe
hoeften van de mens voorziet.
114. Aangezien Haarlem aan twee zijden aan de
duinen grenst en aan de zuidoostzijde aan het
grote water, en omdat er weinig goed land rond
de stad ligt, zijn de marktdagen sober en brengen
weinig op. Het bedijken van het Haarlemmermeer
zal zo'n aanmerkelijke winst en voordeel opleveren
dat het niet in woorden is uit te drukken.
115. In het begin, als het werk wordt aangevat,
dan zullen de opzichters, arbeiders en knechten
dagelijks gereedschappen nodig hebben voor hun
werk, zoals hout, ijzerwerk, kruiwagens en andere
dingen. Ook voedsel en kleding zullen zij uit de
nabijgelegen steden moeten halen. Kortom, bijna
al het geld dat voor het hiervoor genoemde Meer
uitgegeven en verbruikt wordt zal in Holland blij
ven, en slechts een klein deel zal in andere streken
worden uitgegeven.
116. Wanneer dan dit grote, prachtige, loffelijke,
belangrijke werk met Gods hulp bedijkt en tot
een goed einde gebracht is, zullen grote aantal
len boeren met paard en wagen naar de dichtst
bij gelegen steden komen, met hun granen, hun
boter en kaas en andere waren, te veel om op te
noemen.3 Het is dus voor iedereen eenvoudig te
begrijpen dat (zoals ook het spreekwoord luidt):
waar volk is, daar is bedrijvigheid en welvaart.
Een klein lofdicht op het Meer.
Zou dit niet zijn een groot verschil,
Een lusthof als een prieel!
Hetwelk tevoren water was.
Daarna bedekt met boom en gras?
En vol met vruchten abondant,
In 't midden van ons vaderland?
Een grote schat met spijs bedekt,
Waar menig mens voordeel van heeft?
Van alles wat uw hartje lust,
Uw dorst en honger wordt geblust:
Kan 't beter wezen na een wens,
Dan kleding en voedsel voor de mens?
En hier namaals in Gods Rijk,
Uit genade eeuwiglijk?
117. Ik zal nu vervolgen met de berekening van
deze bedijking en wat iedere morgen land naar
mijn oordeel ongeveer zal kosten. Ik heb dit al
eens eerder gedaan, waarbij ik echter sommige
76
1 Het gaat om de in 1614 op last van het boezembeherende
Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen door de
bedijkers van de Beemster aan het zuideinde van de Zaan
gebouwde duikersluis.
2 Het betreft de insgelijks op last van 'Uitwaterende Sluizen' door
de bedijkers van de Schermer in 1633-1634 gebouwde sluis aan
het einde van een nieuwe uitwatering, de Nauernaschevaart.
3 Deze verwachtingen zijn reëel. De grote droogmakerijen in
het Noorderkwartier betekenden een geweldige stimulans
voor de zuivel- en veemarkten van Alkmaar en vooral
Purmerend. Dit laatste stadje had voor het op gang komen van
de landaanwinning zelfs geen markten van betekenis. Na de
droogmaking van de Beemster, Purmer en Wijde Wormer werd
Purmerend echter omgeven door nieuwe en modern ingerichte
landbouwgebieden en ontwikkelde zich in hoog tempo tot een
marktcentrum van formaat (Aten 1995, pp. 120-121).
Leeghwater en het Haarlemmermeer