Aalsmeer en verschillende arbeiders op veel plaat sen gepeild, gebaggerd, uitgegraven, gevoeld en goed onderzocht, en ik heb niet anders kunnen vaststellen dan dat het Meer een bodem heeft van goede klei die gemiddeld zeven, acht en negen voet dik is zoals ik hierboven al heb aangege ven. Het Haarlemmermeer is gemiddeld negen Rijnlandse voet of tien houtvoet1 diep, bijna even diep als de kil van de Beemster of de Schermer. Op sommige plaatsen langs de oevers van het Meer is de bodem tot een dikte van één of anderhalve voet met veenachtig slib vermengd.2 Deze laag is heel geschikt om met de ploeg door de kleilaag te mengen waardoor goede grond ontstaat. Ook is het een goed teken dat het Haarlemmermeer bij stren ge vorst even goed dichtvriest als enig ander water, zodat men zonder problemen met paard en slee over alle delen rijden kan. Hieruit blijkt wel dat de bodem dicht en stevig is. 93. Het voornaamste waar men op kan vertrou wen is dat de bodem van het Haarlemmermeer uit goede klei bestaat, waterdicht is en een goed fundament vormt voor de ringdijk, waarbij op geen enkele manier sprake zal zijn van doorlekken of opwellen van water. 94. Ook zal ik hier het een en ander meedelen en noteren over de watermolens. 95. Dit is de gebruikelijke gang van zaken in de bedijkte meren in het Noorderkwartier, gebaseerd op ervaring en ondervinding.3 96. Wanneer men zo hoog moet uitmalen zoals bij het diepste punt van de Beemster en de Schermer, dan moet men vier molens boven elkaar stellen in één molengang, die elkaar het water over 34 of 35 voet toe malen.4 Men stelt op elke 500 Rijnlandse morgen gemiddeld één molengang, met dien verstande dat hoe meer molengangen op een kolk malen hoe beter. Men zal op het Haarlemmermeer zoveel mogelijk molengangen op een kolk moeten plaatsen, zodat als er twee of drie molens buiten 71 1 Deventer of Friese houtvoet: 29 cm, iets kleiner dus dan een Rijnlandse voet (31 cm). 2 Het gaat om de zogenaamde meermolm, een fijne veenafzetting. Deze bestond uit afgekalfd veen van de oevers dat in het water van het Haarlemmermeer was opgenomen (Van Tielhof, Van Dam 2006, p. 72). 3 Zie voor een nadere bespreking van de alinea's 96 en 97 de bijdrage van H. van Zwet. 4 Het is niet duidelijk wat er in deze passage bedoeld wordt ("Alsmen so hooch moet opmalen, gelijckmen aen de Beemster en Schermer op het diepste heeft moeten doen, dan steltmen vier molens boven malkander tot een gangh, die elckander toemalen van vier ofte vijf en dertich voet stijls"). Als Leeghwater hier de lengte van de molenkolk tussen twee molens bedoelt dan zou men eerder een vermelding in roeden dan in voeten verwachten (mededeling Han van Zwet). Tekening van een viertraps molengang. Links en rechts twee peilschalen. De onderste lijn geeft de laagste waterstand in de Haarlem mermeer aan. Met behulp van vier steeds hoger opgestelde schepradmolens wordt het water in vier trappen in de ringsloot (bovenste lijn) gemalen. Detail uit de plankaart van Leeghwater bestemd voor dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland. Collectie Hoogheem raadschap van Rijnland A-1167. Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 72