38. Het is een ieder wel bekend dat zand van nature altijd drijft en steeds weg zal spoelen. Men kan dit niet vergelijken met de zeestranden, die helemaal vlak zijn en geen enkele overeenkomst hebben met de situatie hier, omdat het zand daar dikwijls zowel aan- als afspoelt. 39. Wat betreft houtwerk en beschoeiingen, deze lopen het grote risico dat ze bij zware stormwinden kunnen wegslaan, of bij ijsgang geheel kunnen worden weggevaagd. Kortom, goede raad is hier duur, mocht men de oevers van het meer willen verbeteren. Zelfs als de hier gepresenteerde midde len het enkele jaren uithouden dan zou ik niet weten wie de eerste kosten of de lasten zou willen dragen. De polders met hun rechtsgebied zijn niet in staat dit werk uit te voeren, en ook Rijnland1 zal er weinig voor voelen. De grote steden zullen niet willen betalen, en ook voor de staat is het niet aan te raden. Kortom, het beste is, zoals reeds gezegd: Het water te malen uit het Meer Dan ligt de vijand geheel ter neer. 40. Het gaat bij het bedijken van het Meer niet alleen om het grote profijt dat dit zal opleveren, maar ook om het voorkomen van toekomstige schade. 41. Omdat ik, Jan Adriaensz Leeghwater, een voor stander en liefhebber ben van het bedijken en droogmaken van meren, heb ik me daar ook een groot deel van mijn leven mee bezig gehouden, zoals met het bedijken en het ontwerpen, plaatsen en bouwen van de watermolens van de Beemster. Zo ook van de Purmer, de Wormer, de Bijlmermeer, de Heerhugowaard, de Schermer en verschillende andere meren, moerassen en polders. Ook hebben de edele hoogmogende heren Staten en zijne hoog heid de prins van Oranje mij naar het leger bij 's-Hertogenbosch ontboden om daar een manier te bedenken om het water uit de legerplaats te malen en de watermolens bij Engelen te repareren, hetgeen ik met Gods hulp gedaan heb zoals bij velen wel bekend is.2 42. In het jaar onzes Heren [1627]3, op het moment dat het leger van de koning van Frankrijk voor La Rochelle lag, ontving ik een verzoek van een Frans edelman, Abraham Fabert St. de Molin, raadsheer van de stad Metz in Lotharingen, om in opdracht van de hertog van Épernon naar Bordeaux te komen. Daar trof ik de heer Fabert met zijn knecht, die me naar een moeras 12 mijl buiten Bordeaux in Gascogne brachten. Dit moeras, het Marais de Lesparre, 4.500 morgen groot, was eigendom van de hertog van Épernon. Het lag vlakbij het kleine stadje Lesparre waarnaar het was genoemd. We hebben het moeras geïnspecteerd, gepeild, geboord, gemeten en de waterafvoer nauwkeurig onderzocht, dit alles tot tevredenheid van de heer St. de Molin. Vervolgens heb ik met al deze gege vens een kaart met een beschrijving in het Frans gemaakt waarmee we ons naar het leger bij La Rochelle begaven, naar de hertog van Épernon die daar opperbevelhebber was. We hebben hem alles voorgelegd en de situatie verschillende keren met hem besproken, en hij toonde zich zeer ingenomen met dit alles. Tenslotte heeft hij me te Bordeaux door zijn rentmeester Constantijn royaal in pisto letten4 laten betalen, waarvoor ik hem nog zeer bedank. 43. Ongeveer twee jaar later werd ik opnieuw door St. de Molin naar Metz ontboden. Hij nam me mee naar een moeras, zo'n twee dagreizen voorbij Metz in Lotharingen gelegen, in de buurt van de drie kleine stadjes Vic, Moyenvic en Marsal. Ik heb met St. de Molin het gebied geïnspecteerd en heb daarna zes weken in Vic gelogeerd tijdens welke ik met de kanselier van deze stad en dit rechtsgebied de werkzaamheden heb besproken. Ik heb een kaart en enkele tekeningen van de situatie gemaakt waarvan ik kopieën aan de kanselier heb gege ven. Ook de heer Fabert in Metz heb ik kopieën gebracht, waarna ik nog enkele dagen bij hem in Metz heb gelogeerd. Ik heb vervolgens op passen de wijze afscheid van hem genomen. Hierna ben ik over de Moezel naar Trier gevaren, vandaar naar Koblenz en Keulen, vervolgens over de Rijn naar Arnhem en zo verder naar Holland. 59 1 Het Hoogheemraadschap van Rijnland. 2 Over de aard en betekenis van Leeghwaters werkzaamheden bij het beleg van Den Bosch van 1629 door Frederik Hendrik is in de loop van de tijd uitgebreid gespeculeerd. In de tweede druk van de Kleyne Chronyke van 1654 klopt de bewerker, Schabaelje, zijn inzet behoorlijk op. Er is echter tot heden geen spoor van bemoeienissen van Leeghwater in eigentijdse bronnen teruggevonden. Wel kenden Frederik Hendrik en Leeghwater elkaar van de 'waterconste' (Aten 2003, p- 6; De Cauwer 2008, p. 76; Mantel 2009, p- 12; De Roever 1944, pp. 189-202). 3 In 1627 kwamen de protestantse Hugenoten in La Rochelle in opstand tegen de Louis XIII. De stad werd door Richelieu belegerd en in 1628 ingenomen. 4 Pistolet is de Franse benaming voor een dubloen, een Spaanse gouden munt. Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 60