Het rondhout1 stortte naar beneden, wat een angst
aanjagende en levensgevaarlijke situatie voor ons
opleverde. Door de sterke aandrang van de wind
was het land ondergelopen zodat we nergens een
toevlucht konden vinden en geen mogelijkheid
zagen ons in veiligheid te brengen. Ons gezelschap
verloor geheel de moed. We riepen: "We zullen
hier sterven, laten we nu tot de Heer bidden".
We hebben die hele winternacht in groot gevaar
verkeerd en grote angst uitgestaan totdat einde
lijk de dageraad aanbrak en de wind begon af te
nemen. De schipper bracht met pompen en hozen
het schip enigszins op orde, zodat we het eindelijk
met z'n allen konden verlaten en, door het water
wadend, het land bereikten. Dankzij Gods genade
zijn we zo aan de dood ontkomen.
25. Laten we deze gevaren daarom niet ter zijde
schuiven en onderschatten want, zoals het spreek
woord luidt:
Qui amatpericulumperibet in illo. Wie het gevaar
bemint zal er door vergaan.
26. De boeren die in de veengebieden rond het
Meer wonen lopen groot gevaar. Toen het Meer
nog klein, ondiep en krachteloos was, als een jong
kind, heeft het al veel land verwoest en mensen
weggenomen. Wat zal het Meer in de toekomst nog
aanrichten nu het groot en machtig is geworden,
zoals een jongeman die groot en sterk is alleen
nog maar krachtiger wordt. Dan zal het de smalle
stukken land wegslaan die bijna allemaal voor de
turfwinning zijn ondergraven en daardoor gemak
kelijk loslaten, en die nog alle dagen verder afge
graven worden zodat er bijna niets van overblijft.
Al het land daar in de omgeving zal verslonden
worden, er zal geen paal meer op zijn plaats blijven
staan en de boeren zullen arme slaven en bedelaars
worden die nauwelijks meer weten waar ze heen
moeten. Nog eens samengevat, als het Meer zo
door gaat:
Zo gaat het veen daar heen, en de boer komt in 't
geween.
27Al dit weggespoelde land, dat is wel duidelijk,
is voor een groot deel via de sluizen van het Huis
ter Hart en Spaarndam in het IJ terechtgekomen.2
Hier is niemand mee gebaat, bovendien slibt de
ondiepte bij Pampus3 hierdoor met de dag verder
dicht. Omdat de Zuiderzee zich daar in de breedte
uitstrekt is er geen stroming die een geul kan
uitschuren. Ook voor de scheepvaart is dit zeer
schadelijk.
Exempli gratia.4
28. Neem een emmer, schep die vol troebel water,
en laat de emmer dan een dag onaangeroerd staan.
Giet vervolgens het heldere water voorzichtig af. Er
zal een dikke laag slib op bodem overblijven, dit is
een algemeen bekend verschijnsel. Zo is het ook
met het modderige water en het slib afkomstig uit
het Haarlemmermeer. Dat moet ergens terechtko
men, namelijk in de bochten en inhammen waar
de stroom tot stilstand komt. Daar waar de geulen
smal zijn blijven ze diep door de natuurlijke schu
rende werking van het water.
29. Ook het volgende wil ik in dit verband opmer
ken. De rechte vaargeul tussen de Volewijk en
Amsterdam heeft een behoorlijke breedte en
diepte, en is volgens mij zo goed op natuurlijke
wijze gevormd als men redelijkerwijs maar kan
wensen. Dit is voor de scheepvaart en voor de
staat een groot voordeel en het levert Amsterdam
vele tonnen goud op. Daarbij vormen het IJ en
het Wijkermeer zo'n grote achterboezem5 dat het
water voortdurend met eb en vloed heen en weer
langs Amsterdam stroomt. Dit zal naar mijn mening
alleen maar beter worden omdat de zeegaten bij
Texel en het Vlie steeds breder en groter worden.
30. Nu keer ik weer terug naar mijn plan
om het Meer te bedijken. Wie bereid is mijn
Haarlemmermeerhoek door te lezen zal alles te
weten komen over hoe men de grote schade kan
voorkomen en verhinderen, en op welke manieren
men met Gods hulp het grootste profijt en voordeel
kan behalen.
31. Let nu op, allen die het vaderland beminnen,
doe er uw voordeel mee en wacht niet te lang tot
het te laat is, zodat onze kinderen ons er later niet
van zullen beschuldigen dat we de tijd die God
ons heeft gegeven hebben verspild. Wie ogen heeft
kan wel zonder verrekijker zien dat nu het juiste
moment is om dit grote karwei te beginnen.
56
1 Het houtwerk van het zeiltuig als mast, giek etc.
2 Leeghwater stond niet alleen in de opvatting dat de verlanding
van het IJ werd veroorzaakt door het afgekalfde land dat
door de uitwateringen in het IJ terecht was gekomen en daar
bezonk. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het IJ inderdaad
opdroogde, maar als oorzaak wordt nu vooral gedacht aan
afzetting van klei door het Zuiderzeewater (Van Tielhof, Van
Dam 2006, p. 266).
3 De ondiepte bij het eilandje Pampus in de monding van het IJ
vormde een grote hindernis voor de scheepvaart op Amsterdam.
Eind 17e eeuw werden drijvende dokken, zogenaamde
scheepskamelen, in gebruik genomen om schepen over Pampus
heen te tillen (Boven, Hoving 2009).
4 Exempli gratia: bijvoorbeeld.
5 Boezem: waterberging.
Leeghwater en het Haarlemmermeer