van slechts 15.000 roeden uit te gaan. Hoe meer hij de kosten kan drukken, hoe beter. Het verschil is niet groot en we weten ook niet welke afmeting de geplande situatie beter weergeeft. Duidelijk is echter dat een zekere mate van opportunisme Leeghwater ook nu weer niet vreemd is. Hij gaat het liefst voor aannames die zijn argumenten onderbouwen. Betrouwbaarheid en consistentie komen pas op de tweede plaats. We zullen hem nog vaker op deze handelwijze betrappen. Haast onnavolgbaar gaat Leeghwater om met de breedte van de aan te leggen ringvaart. In zijn kostenberekening gaat hij in eerste instantie uit van een 12 roeden brede vaart (alinea 120). En dat terwijl hij de bestuurders van de stad Haarlem in een voorafgaand artikel geruststellend laat weten (alinea 106) dat de meeste zeilschepen de stad na droogmaking, dankzij een 16 tot 20 roeden brede ringvaart, al laverend ook met tegenwind zullen kunnen bereiken. Bij zijn lofzang op de water- bergingscapaciteit van de brede vaart houdt hij het eveneens op "ongeveer 16 roeden soms wat minder, soms meer" (alinea 151). Maar dit keer is hij uiteindelijk wel consistent en gaat hij ook in zijn begroting op de juiste wijze met dit projectonder deel om. In artikel 122 voert hij een extra kosten post op als verantwoording voor de vier roede v\ bredere ringvaart aan de westzijde van de polder, het traject dus van Haarlem naar Leiden en ook verder tot de Braassemermeer bij Oude Wetering ("van de ton van Haarlem tot aan de Wetering", ongeveer 7.000 lengteroeden). Dit gedeelte wordt immers het belangrijkste scheepvaartkanaal en uitwatering. Voor het berekenen van de uitgaven aan de ringdijk en ringvaart hanteert Leeghwater de in dit soort begrotingen gebruikelijke aanpak: de afmetingen van de ringvaart bepalen de kosten. De hoeveelheid uit te graven grond was doorgaans meer dan voldoende om de dijk mee op te werpen en bepaalde het aantal benodigde arbeidsuren. Als maat diende de schaft, een volume van één vier kante roede bij 1 voet. Op basis van de Rijnlandse roede kwam een schaft overeen met 4,45 m3. De aan het verplaatsen van een schaft grond gerela teerde kosten hingen af van de complexiteit van de werkzaamheden.1 In het Noorderkwartier bedroeg het loon voor het uitgraven van een klein slootje, tot 1 roede breed rond deze jaren 3,5 a 4 stuivers (0,175 a 0,20 gulden) per schaft. Moest de uit een sloot komende aarde worden weggekruid, of in ons geval tot een dijk worden opgeworpen, dan liep het arbeidsloon al gauw op.2 In de Schermer waren de bedijkers op de trajecten waar zich geen bijzondere omstandigheden voordeden, ongeveer 10 stuivers per schaft kwijt en dat is ook precies het bedrag dat Leeghwater voor de Haarlemmermeer opvoert. Dat hij voor de ringvaart van 12 roeden breed en 8 voet diep tot een verplaatsing van 84 schaft per strekkende roede komt, in plaats van 96 (12 maal 8) heeft waarschijnlijk te maken met het schuin aflopen van de kanten van de ringvaart. Men ging indertijd doorgaans uit van hellingshoeken variërend van één tot twee voet inspringend per één voet hoogteverschil.3 Met de genoemde prijs per schaft leverde hem dat een bedrag op van 42 gulden per strekkende roede. Als hij even later (alinea 122) uitrekent hoeveel hij extra kwijt is op het gedeelte van de ringvaart aan de westkant van de polder, dat over een lengte van 7.000 roeden nog eens 4 roeden breder moet worden, komt hij w- N#* I >4prtri-il I #*-.L i^é Lali J-~ ijk M ii-yfcbC'jJ —J -■ r Émmmii ,-»,4 to* -'-v - -- ■*- -nB /^Cimmrm J Hm» 'Cndrlrr. Leeghwater vermeldt in zijn Haarlemmerrneerboek niet welke maat hij gebruikte. Op de handgetekende kaarten uit 1640 laat hij echter weten dat zijn meetgegevens zijn gebaseerd op de Rijnlandse roede (lengtemaat) en morgen (oppervlak- temaat), veel voorkomende maten in Zuid-Holland in de 17e eeuw. De Rijnlandse roede was 3,767 m lang en omvatte 12 voet, een Rijnlandse morgen (600 vierkante roede) kwam overeen met 0,85 ha. Collectie Hoogheemraadschap van Rijnland A-1167. 1 De kosten van een schaft te verplaatsen grond worden regelmatig in de rekeningboeken vermeld. Interessante informatie hierover is te vinden in het omstreeks 1660 samengestelde 'Memoriael' van de Heerhugowaard: Regionaal Archief Alkmaar (RAA), archief Waterschap Heerhugowaard (AWH) inv.nr. 64. 2 De prijs voor een van elders aangevoerde schaft aarde, zoals voor het opwerpen van een plempdijk, waar de specie ook nog eens naar moeilijk toegankelijk terrein moest worden vervoerd, lag aanzienlijk hoger. 3 Bij een hellingshoek van twee op één bedraagt de hoeveelheid uit te gaven specie ruim 85 schaft. Leeghwaters opgave van 84 schaft stemt hier redelijk goed mee overeen. Misschien is Leeghwater wel tot zijn berekening gekomen door uit te gaan van een 7 voet diepe ringvaart, maar dan zonder schuine kanten. Leeghwater en het Haarlemmermeer 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 36