'0. i Mi tegenkomen. En Leeghwater laat ons bij diverse belangrijke projectonderdelen zien hoe hij tot zijn berekeningen komt. In zijn begroting gaat hij ook redelijk systema tisch te werk. Hij splitst de te verwachten uitgaven netjes op in categorieën. We komen posten tegen voor aankoop van land, aanleg van de ringdijk en ringvaart, watermolens, infrastructuur ("binnen werken" met vaarten, sluizen, wegen en bruggen), salarissen en schadevergoedingen aan derden. Wat dat betreft heeft hij zijn leven sterk verbeterd. De ramingen die hij nog maar enkele jaren eerder voor de bedijkers van de Starnmeer opstelde, waren heel wat rommeliger van opzet en minder transparant. Specificaties van de aan te besteden werken liet hij daar veelal achterwege en aannames van benodigde hoeveelheden en prijzen vermeldde hij toen niet. De aanleg van de ringvaart en ringdijk vormt de grootste post in de begroting. Dit is opmerkelijk omdat bij andere droogmakerijen de aankoop van de smalle strook land rondom het meer doorgaans het meeste geld vergde. Het oude land was nodig voor het graven van de ringvaart en het leggen van de ringdijk.1 Het te onteigenen oppervlak hing dan ook nauw samen met de lengte daarvan. Hier was het grote Haarlemmermeer in het voordeel. In zijn Haarlernmermeerboek gaat Leeghwater uitvoerig op de voordelen van schaalgrootte in. Op omslach tige en niet direct van veel scholing getuigende wijze probeert hij aan te tonen dat "kleine Meeren meer roeden aan dijken vergen per morgen land" (alinea 48). Hij spreekt over "een vaste regel uit de geometrische wetenschap" (alinea 54), maar gebruikt geen formules bij zijn bewijsvoering. Zijn punt was echter duidelijk: een grote polder heeft een relatief korte ringvaart en per aan te winnen morgen of hectare hoeft er minder oud land te worden opgekocht. Zo had de Beemster ringdijk volgens Leeghwater "op ieder morgen land omtrent een en een kwart roede dijks", maar er waren hem "verschillende andere meren bekend die zo'n 500 of 600 morgen groot zijn, en die vijf of zes roeden dijk per morgen hebben" (alinea's 49 en 52). Rond de Haarlemmermeer daarentegen kon men volstaan met minder dan één roede per aan te winnen morgen toe.2 Andere factoren speelden natuurlijk ook mee. Zo mochten de oevers liefst niet al te kronkelig lopen, maar daar had men bij de Haarlemmermeer weinig last van, al zorgden het Kagermeer, het Spieringmeer en de Oude Meer voor uitstulpingen die de ratio in ongunstige zin beïnvloedden. Over Leeghwaters schattingen van de grootte van het meer en de lengte van de ringdijk valt nog wel het een en ander op te merken. Zoals al eerder aan de orde kwam betrok Leeghwater bij zijn opeenvolgende exercities het Kagermeer en het Spieringmeer beurtelings wel en niet in zijn plan nen. Het weerhield hem er niet van in zijn begro tingen steeds van eenzelfde polderoppervlak uit te gaan: 20.000 morgen (ongeveer 17.000 ha). In alinea 58 laat hij weten dat hij het oppervlak niet zelf heeft gemeten, maar afgaat op eerder verkre gen gegevens, naar alle waarschijnlijkheid die van Meussz. De lengte van de ringdijk schat hij op 16.000 roeden (60 km). In zijn eindbeschouwing, waarin hij ons gerust wil stellen over de resterende capaciteit van de boezem, komen de kolossale afmetingen van de ringvaart - niet alleen erg lang, maar gemiddeld ook nog eens circa 16 roeden of 60 m breed - hem goed van pas (artikel 151). Het weerhoudt hem er niet van om elders in zijn betoog, als hij de kosten van de ringdijk berekent, Kaart van Halfweg en omgeving. Naar aanleiding van het plan van Veris stelde Leeghwater in het Haarlernmermeerboek ook het maken van een voorboezem in het IJ buiten Halfweg voor door middel van de aanleg van een dijk over de daar gelegen drie eilandjes. Detail uit de kaart van Rijnland door Floris Bal- thasars en Balthasar Floris van Berckenrode, 1615. Collectie Hoogheemraadschap van Rijnland A-4065. 1 Ook de eerste molens kwamen op ingedijkt oud land te staan. 2 Voor zijn berekening baseert Leeghwater zich op een meeroppervlak van 20.000 morgen en een omtrek van 16.000 roeden. 34 Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 35