(alinea 59). Hij wijst in het bijzonder op de nabij heid van drie grote steden, een gunstige ligging ten opzichte van de dominante windrichtingen en ook anderszins goede mogelijkheden tot afwatering. Al deze factoren maken het meer uniek. Droogmaking van het Haarlemmermeer kan dan ook alleen maar tot een succesvolle afloop leiden, zowel technisch als financieel. Na deze lange inleiding gaat Leeghwater in alinea 74 eindelijk in op zijn bedijkingsplan. Met de meest heikele punten, het kleiner worden van de boezem en de zorgen van Leiden en Haarlem ten aanzien van hun aanvoerroutes en het door spoelen van de stadsgrachten, maakt hij korte metten. De steden maken zich voor niets onge rust, zo stelt hij. Na droogmaking zal de situatie in alle opzichten verbeteren (alinea's 100-116). De meerbodem wordt niet langer omgewoeld, zodat het gevaar voor dichtslibben van vaargeulen tot het verleden behoort. De kwaliteit van het water in de stadsgrachten is nu juist "dikwijls heel vuil en troebel", maar zal dermate verbeteren, dat de bewoners dat "zeer zullen waarderen" (alinea 107). Sterker nog, ook "de brouwers van Haarlem en Leiden [zullen] dat water goed kunnen gebrui ken om er bier van te brouwen. Ze zullen weinig of geen verschil merken met het water dat ze nu tegen hoge kosten en met veel moeite van elders moeten halen" (alinea 112). De scheepvaart gaat er eveneens op vooruit (alinea's 105-106). Ook bij harde wind kunnen de schepen blijven varen en als de ringvaart maar breed genoeg wordt uitgegraven, kunnen ze zelfs bij tegenwind hun doel al laverend nog bereiken. Daartoe dienen de ringvaart en de als trekweg functionerende ringdijk wel tot aan de stadspoorten te worden doorgetrokken (alinea 106). Op het gedrukte kaartje heeft Leeghwater de daad bij het woord gevoegd. De zorgen over hoge waterstanden na de sterke verkleining van de boezem doet hij af als ongefundeerd. Als voornaamste argument voert hij aan dat "in deze streken de wind doorgaans uit het zuidwesten, het zuiden en het zuidoosten waait" (alinea 144). Een wonderlijke constatering voor iemand met zijn achtergrond.1 Voor De Roever was dit statement alleen al voldoende om Leeghwater als expert op waterbouwkundig gebied af te schrij ven. Maar we moeten natuurlijk niet denken dat Leeghwater inderdaad deze mening was toegedaan. We leren hem hier veeleer kennen als een mani pulator, die niet voor een leugentje om bestwil terugdeinsde als hem dat van pas kwam bij het uit de weg ruimen van obstakels voor het door hem zo begeerde project. Deze aanname verschafte hem de mogelijkheid met een simpel project voor de dag te komen, zonder de noodzaak van een drastische aanpassing van de bestaande uitwateringsmoge lijkheden. Over een herstel van de uitwatering bij Katwijk horen we hem dan ook niet. Hij had niet veel meer nodig dan een paar extra sluizen aan de noordkant van de nieuwe polder, "bij het Huis ter 1 We gaan ervan uit dat de wind in Nederland ook in Leeghwaters tijd meestentijds uit richtingen tussen zuidwest en noordwest woei. Plattegrond van Leiden met de grach ten en bmggen (noorden rechtsbo ven). De verversing van het water in de vervuilde Leidse grachten was een moeilijke zaak. Het uitklapbare aange plakte gedeelte toont de Lage Rijndijk, Oude Rijn en De Zijl met de Zijlhof. Toegeschreven aan Jan Pietersz. Dou, 1610-1640. Beeldbank Regionaal Archief Leiden. 26 Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 27