Hij richtte zijn pijlen vooral op de problematiek
rond de beheersing van de waterstand in Rijnlands
boezem en de ongemakken waarmee Leiden en
Haarlem te maken zouden krijgen. Leeghwater
was vanzelfsprekend niet ingenomen met deze
kritiek. In de eerstvolgende (vierde) druk van
zijn Haar lemmer meerhoek in 1643 leverde hij
"oock mede eenige Tegenspraeck van Colevelts
Boeckxken". Met veel omhaal van woorden
probeerde hij Colevelts argumenten te ondermij
nen. Feitelijk stelde zijn betoog weinig voor.
Leeghwater, inmiddels de 70 ruim gepasseerd,
deed er na deze laatste krachtsinspanning het
zwijgen toe. Zijn boek daarentegen beleefde nog
vele herdrukken en nu, ruim drieënhalve eeuw
later, verschijnen er zelfs hertalingen. De ingenieur
uit De Rijp had dit zeker niet durven dromen.
Het plan Leeghwater
Hoe moeten wij Leeghwaters plan inschatten?
Karakteriseerden Colevelt en in navolging De
Roever zijn voorstel terecht als ondermaats of
moeten wij net als baron Van Lynden en Fockema
Andreae het Haarlemmermeerhoek slechts zien als
een propagandastuk? Wilde Leeghwater in deze
fase misschien helemaal nog niet een tot in details
uitgewerkt plan presenteren en was het hem er
eerder om te doen bestuurders, wier toestemming
onontbeerlijk was, en investeerders voor het idee
te winnen? In dat geval kon het geen kwaad aller
lei, ook in zijn ogen noodzakelijke, maar kostbare,
voorzieningen vooralsnog weg te laten en met een
rooskleurige begroting voor de dag te komen.
Eigenlijk was er niet sprake van één plan. Na
in 1629 zijn eerste voorstel te hebben gelanceerd
in de vorm van een kaart, vond Leeghwater het
kennelijk raadzaam in latere versies enkele wijzi
gingen aan te brengen. Uit de achtereenvolgens
door hem geproduceerde kaarten kunnen we de
evolutie in zijn beoogde aanpak volgen (zie tabel).
Over de beweegredenen om het bedijkingsplan aan
te passen laat hij zich nergens uit, ook niet in het
Haarlemmermeerhoek.
Op de manuscriptkaart van 1629 beperkt
Leeghwater zich in zijn bedijkingsplan tot het
oorspronkelijke Haarlemmermeer en de Oude
Meer. Het Kagermeer en het Spieringmeer blijven
vooralsnog onbedijkt. Een positieve uitleg van deze
aanpak zou kunnen zijn dat hij de waterbergings-
capaciteit van de Rijnlandse boezem niet al te zeer
wilde aantasten.1 Dat de kosten van inpoldering
daardoor over een kleiner areaal moesten worden
omgeslagen, nam hij op de koop toe. Leeghwater
trad daarmee in de voetsporen van zijn voorgan
ger Meussz. die de twee randmeren eveneens
ongemoeid liet. Zes jaar later, in 1635, betrekt
Leeghwater het Kagermeer wel bij de bedijking en
in 1640 is dat eveneens het geval. De twee kaarten
uit 1635 en 1640 zijn in dit opzicht identiek en
laten ook verder weinig tot geen verschil zien.
Maar dan verschijnt in 1641 het
Haarlemmermeerhoek met daarin een gedrukt
kaartje (zie pp. 78-79) dat een geheel andere voor
stelling van zaken geeft. Het Kagermeer blijft dit
keer weer buiten schot, terwijl het Spieringmeer
onderdeel van de bedijking uit gaat maken. Met
deze laatste aanpassing laat Leeghwater zien zich
terdege bewust te zijn van het belangrijkste bij de
tegenstanders van droogmaking levende bezwaar.
Hij suggereert op zijn kaart, net als Veris, gebruik
te willen maken van een voorboezem bij Halfweg.
Bij ongunstig tij kon het boezemwater in deze
waterberging aflopen. Leeghwater gaat echter half
slachtig met dit onderdeel van zijn bedijkingsplan
om. In de begeleidende tekst verwijst hij slechts
naar de mogelijkheid van een dergelijke optie en
in het kostenplaatje komen we dit onderdeel niet
meer tegen. Anders dan Veris vindt Leeghwater
het ook niet nodig de voorboezem langs het IJ van
strijkmolens te voorzien, molens die het boezem
water bij hoogwater toch kunnen uitslaan. De
strijkmolens komen noch in de tekst, noch op het
gedrukte kaartje voor. Volgens De Roever gaat het
hier om een onvergeeflijke omissie.2
Als tweede belangrijke aanpassing op de kaart
in het Haarlemmermeerhoek prijkt een brede vaart
tussen Leiden en Haarlem, van belang voor de
waterhuishouding van die steden en een goede
bereikbaarheid per schip. Ook nu weer toont
zijn opzet veel gelijkenis met het plan van Veris.
De kosten voor deze post vinden we wel in de
begroting terug.
Werpen we nu een blik op de begeleidende
tekst in het Haarlemmermeerhoek, dan kunnen
1 Werner 1991, p. 4.
2 De Roever 1944, p. 237.
Verschillen tussen leeghwaters achtereenvolgende bedijkingsvoorstellen.
Kagermeer
bedijkt
Spieringmeer
bedijkt
VOORBOEZEM
TREKVAART
AANTAL MOLENS
1629 kaart
nee
nee
nee
nee
120
1635 kaart
ja
nee
nee
nee
156
1640 kaart
ja
nee
nee
nee
160
1641 2e druk
nee
ja
ja
ja
160
1643 4e druk
nee
ja
ja
ja
160
24
Leeghwater en het Haarlemmermeer