bederff der stadt Haerlem".1 De initiatiefnemers van 1615 kwamen dientengevolge niet ver. Namens 33 contractanten dienden zij in de loop van 1617, op naam van de Gorcumse schepen Anthonius de Hoogh, een verzoek tot octrooi bij de Staten in, maar zij maakten daar geen schijn van kans.2 Daar kwam nog bij dat ook het Hoogheem raadschap van Rijnland, ondanks de onmiskenbare voordelen die bedijking bood, niet helemaal op de goede afloop gerust was. Het bij de Staten ingediende voorstel ging in het geheel niet op de afwateringsproblematiek in. Bij navraag hoe de aanvragers van het octrooi deze problematiek dachten te ondervangen, bleef een antwoord uit. Eerst wilden de bedijkers een vergaande toezeg ging ten aanzien van octrooiverlening, pas daarna waren zij bereid opheldering te geven. Voor de Staten zat er niet anders op dan de besluitvorming voor zich uit te schuiven. De perikelen rond de machtsstrijd tussen Oldenbarnevelt en prins Maurits tijdens het Bestand eisten weldra alle aandacht op en van het consortium werd niets meer vernomen. Toch gaven de leden het nog niet op. Eind 1623 sloot zich nog eens een tiental geïnteresseerden bij hen aan, allen mannen van naam en faam, invloedrijk en kapitaal krachtig en van deze nieuwkomers had een aantal al ervaring opgedaan bij de droogmakerijen in het Noorderkwartier.3 Maar veel verder dan een over eenkomst om nogmaals een aanvraag tot octrooi in te dienen kwamen zij niet. Waarschijnlijk is dit het verzoek, ingediend door Pieter van Linden, advo caat bij het Hof van Holland, dat op 3 april 1625 door de Staten in behandeling werd genomen.4 Haarlem en Leiden opponeerden weer krachtig, vonden Amsterdam aan hun zijde en de Staten restte niet anders dan verder overleg toe te zeggen. Het plan verdween op die manier in een la. Pas aan het eind van de twintiger jaren kwam er weer leven in de brouwerij. Hoge waterstanden in de boezem en voortgaande oeverafslag leidden tot een stroom van klachten bij het hoogheem raadschap en een aantal welgestelde ondernemers wilde het nog wel eens proberen. Dit keer kwamen er twee acties op gang, die in nauw verband met elkaar stonden. Naast droogmaking van het meer werd het idee van een extra uitwatering in de Noordzee bij Katwijk nieuw leven ingeblazen.' De Leidse zakenman Pieter Gerritsz. van der Speek kwam in 1629 met het voorstel om het eertijds aangelegde kanaal, via de voormalige loop van de Oude Rijn en een bij Katwijk gegraven geul, weer functioneel te maken. Een bij een eerdere proefneming gegraven tracé door de duinen bij Katwijk was al snel na de opening in 1572 verzand. Deze plek stond later bekend als het Mallegat. Herstel van de uitwatering maakte de waterbe heersing van de boezem minder afhankelijk van de windrichting. Door het inlaten van IJsselwater in de Gouwe bij Gouda kon ook nog eens een betere doorstroming in de Oude Rijn worden verkregen, waar vooral Leiden van zou profiteren. Van der Speek ging het ogenschijnlijk alleen om een betere beheersing van het waterpeil in de boezem. Van landaanwinning repte hij in zijn voorstel niet. Hij was zelfs zo genereus om aan te bieden alle kosten van de uitwatering voor eigen rekening te nemen. Misschien, zo suggereren Van Tielhof en Van Dam, hoopte hij daarmee in een goed blaadje te komen staan en in een later stadium als dank een sleutelrol te krijgen bij droogmaking van het Haarlemmermeer.6 Maar, zoals te verwach- 15 Katwijk aan Zee met het Mallegat, restant van een afwatering van Rijnland door de duinen naar de Noordzee (noorden rechts). Detail uit J.A. Colom's kaart van Holland, 1639. Regionaal Archief Alkmaar. 1 Glaudemans 1985, p. 10. 2 Fockema Andreae 1955, pp. 381-382; Glaudemans 1985, p. 8. 3 Glaudemans 1985, p. 8. Van de 10 nieuwkomers was het merendeel bijvoorbeeld betrokken bij het in 1626 opkomende plan om de Heerhugowaard te bedijken (Van Zwet 2009, p. 486). 4 Veenendaal-Barth (ed.) dl. II (1987), nr. 727. 5 Fockema Andreae 1955, p. 385; Glaudemans 1985, p. 11; Van Tielhof, Van Dam 2006, pp. 166-168. 6 Van Tielhof, Van Dam 2006, p. 166. Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 16