hoe hij hier aan de slag kwam. Anders ligt het met Leeghwaters bemoeienissen met de drooglegging van moerassen in de buurt van Bordeaux in Frankrijk, waar een dergelijk direct verband met Holland lijkt te ontbreken. Veel besproken is ook zijn betrokkenheid bij de droogmaking van het geïnundeerde gebied rond het in 1629 door Frederik Hendrik belegerde Den Bosch. Zijn inzet in Drenthe geniet minder bekend heid. In 1633 komen we hem daar tegen in de Smildervenen.1 Een Amsterdamse compagnie had deze venen in bezit gekregen en probeerde ze te ontginnen. Er moesten onder andere vaarwegen voorzien van de nodige sluizen worden aange legd om de gewonnen turf af te voeren. Enkele participanten in de onderneming brachten in de zomer van 1633 een bezoek aan de Smildervenen. Zij namen drie deskundigen mee, waaronder Leeghwater. Hij maakte naderhand een gedetailleerd bestek voor de bouw van sluisjes met puntdeuren in de Grift. Leeghwater regelde ook de aanbeste ding van de sluisbouw, die op 22 november 1633 in De Rijp plaatsvond. Van sluizen wist hij zeker het nodige af. Zijn vader was in 1594 opzichter van de bouw van de eerste houten schutsluis in de Dam in De Rijp en toen die sluis in 1625 vervangen werd door een bakstenen exemplaar maakte Leeghwater daarvoor het model of plan.2 Naast de waterbouw probeerde Leeghwater zijn brood te verdienen met diverse andere werk zaamheden. Hij maakte bestekken voor bouwwer ken. Genoemd kan bijvoorbeeld het raadhuis in De Rijp van 1630 worden. Voorts hield hij zich bezig met de vervaardiging van schrijnwerk, uurwerken en carillons en metselde hij mee aan het nieuwe stadhuis van Amsterdam, nu het Paleis op de Dam. Wellicht meer als tijdverdrijf vervaardigde hij tekeningen van molens en bouwwerken en beoe fende de dichtkunst. Daarbij moet dan wel worden opgemerkt dat die producten soms werden ingezet om bij potentiële opdrachtgevers in het gevlei te komen. Mooie voorbeelden zijn het duidelijk aan de investeerders in het project gerichte gedicht uit 1610 op de droogmaking van de Beemster en de elders in deze uitgave afgebeelde tekening van een Beemstermolen.3 Die offreerde Leeghwater in 1632 aan dijkgraaf Dirck van Os. Dit alles neemt niet weg dat Leeghwater op de eerste plaats een molen- en polderdeskundige was met een goede en bekende naam. Frappant is dat hij in de Bijlmermeer nog twee keer werd terug geroepen. Zoals gezegd was Leeghwater betrok ken bij de droogmaking. Daar bleef het niet bij. In 1637 besloot het polderbestuur "eenige persoonen haer op meeren en dijkagien verstaende" op te roepen om de Bijlmer te inspecteren. Het ging om Dirck van Os, Leeghwater en de eigen opzichter. Helaas moest Leeghwater wegens ziekte verstek laten gaan, maar desondanks werd hij in 1643 weer om advies gevraagd - en nu alleen - inzake een probleem met de schepraderen van de molens.4 Het Haar lemmer meerhoek werd dus geschre ven door iemand die heel goed wist waarover hij het had en de nodige bekendheid als polderexpert genoot. Leeghwater was van eenvoudige komaf, maar wist met een kermisstunt de aandacht op zich te vestigen. De droogmaking van de Beemster was het startpunt van een mooie carrière. Leeghwater had in feite een éénmansbedrijf in de branche die tegenwoordig wordt omschreven als 'hydraulic consultancy'. Een behoorlijk eigendunk, 'netwerken' en een royale portie opportunisme hoorden erbij om zich van opdrachten te verzekeren. Afgaande op zijn boekjes ging dat Leeghwater gemakkelijk 9 De vaart in de Smildervenen. Hij kwam uit in de naar Meppel voerende Olde Aa (Dwingelerstroom-Havelter Aa). De sluisjes waaraan Leeghwater heeft gewerkt zijn duidelijk ingetekend. De situatie ter plekke is nu bijna onherkenbaar veranderd. Detail uit 'Drentia Comitatus', 1640, opgenomen in Blaeu's Atlas van de Nederlanden. Regionaal Archief Alkmaar. 1 Coert 1992, pp. 64-66. Met op p. 66 een afbeelding van een tekening door Leeghwater van een sluisfundering. 2 Aten 2006, pp. 186-188. 3 Zie voor het gedicht Aten 2003, pp- 8-10. 4 Van Dijk 1992, pp. 73-75. Leeghwater en het Haarlemmermeer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2009 | | pagina 10