Aan tafel!
Natuurlijk mag in een publicatie als deze een
beschrijving hoe het nu eigenlijk aan de water
schapstafel toeging niet ontbreken. Hoewel er over
het eet- en drinkgedrag van waterschapsbestuurders
veel smeuïge verhalen circuleren, is het meeste
helaas vooral bekend via de mondelinge overleve
ring en bovendien al enkele eeuwen oud. De
betrouwbaarheid van de berichtgeving mag daarom
met een forse korrel zout worden genomen. Volgens
een berucht en ongetwijfeld ietwat aangedikt ver
haal dat in de negentiende eeuw opdook, werd tij
dens maaltijden van het bestuur van de Hondsbos-
sche dermate veel gedronken dat de in zee gewor
pen kurken de scheepvaart belemmerden. Zoals in
het vorige hoofdstuk al werd aangegeven realiseer
de men zich echter toen al dat het lastig was om
zich te verplaatsen in de gebruiken van anderhalve
eeuw eerder. Bovendien was het nu eenmaal in
vroeger tijden bepaald niet ongebruikelijk dat er bij
bijzondere gelegenheden zeer uitgebreid getafeld
werd. Meestal ter verbroedering of versterking van
de onderlinge vriendschap, maar ook wel om een
overeenkomst te bevestigen of als gebaar ter verzoe
ning (zie kadertekst op p. 57). Aangezien de glazen
van HHNK vooral werden gebruikt tijdens
bestuursmaaltijden na afloop van de schouw of het
opmaken van de jaarlijkse rekening, zal hieronder
beknopt worden beschreven waar en op welke
manier dergelijke diners plaatsvonden. Dat de tafel
tradities in de Noord-Hollandse waterschapswereld
behouden bleven is overigens zeker ook te danken
aan Jacob Posch, die als dijkgraaf van zowel US als
de Schermer verschillende malen het initiatief nam
om oude tradities in ere te herstellen.
Gemeenlandshuizen
De plaats waar een waterschapsbestuur bijeenkwam
verschilde en was sterk afhankelijk van de status,
het takenpakket en de financiële armslag van het
waterschap. Vooral de kleine polders kenden voor
namelijk boerenbestuurders. Zij bespraken de dage
lijkse problemen zoals het zo mooi heet 'over de
sloot heen'. Vergaderingen vonden plaats in de
lokale kroeg, de consistoriekamer van de kerk, of
(in modernere tijden) de opkamer van een gemaal.
Omdat bestuurders, zoals alle ingelanden, mee
betaalden aan de omslag en dus indirect aan hun
eigen vergoeding, was die uit principe karig. Een
'eigen' vergaderplek ontbrak en dus was er ook
geen behoefte om deze te verfraaien. Dientengevol
ge was er bij de kleine waterschapsbesturen veel
minder sprake van een traditie van gedenkbekers of
-glazen.
Heel anders lag dit bij de grotere waterschappen,
zowel in Noord-Holland als elders. De dijkgraven en
(hoog)heemraden van Drechterland, Het Grootslag,
de Vier Noorder Koggen, de Schermeer, Beemster,
Heerhugowaard, Waterland, US en de Hondsbossche
waren dikwijls landjonkers of rijke en hooggeplaats
te regenten uit de steden. Zij vervulden, het is elders
al genoemd, vaak belangrijke functies in de maat
schappij. Desondanks waren ook zij zeer betrokken
bij 'hun' waterschap en beschouwden, net als de
bestuurders van de kleinere polders, hun functie als
een eer.
De bestuursvergaderingen van deze grote water
schappen vonden in eerste instantie plaats in stad
huizen of Schuttersdoelen en later ook in gemeen
landshuizen, waar men na afloop van vergadering
of schouw op krachten kwam bij het nuttigen van
een stevige en rijk besprenkelde maaltijd. Er werd
ook vergaderd in veerhuizen, zoals bijvoorbeeld
door dijkgraaf en heemraden van de Starnmeer. In
1787 verrees op de plaats van het oude veerhuis een
'Jagt en Regthuys' waarin het polderbestuur een
eigen 'herenkamer' had (afb. 50). Dit polderhuis
bleef in gebruik tot de opheffing van de Starnmeer
in 1977. Dikwijls werd er ook gekaart, gekegeld of
gekolfd en na alle drukke bezigheden legde men
zich te ruste in bedsteden die speciaal voor deze
gelegenheden in het gemeenlandshuis waren aange
bracht.
Om dit alles in gepaste stijl te kunnen doen,
werd er voor de vergaderlocatie deftig meubilair en
serviesgoed aangeschaft. Aan het bezit van een pas
sende bestuurszetel werd veel waarde gehecht en
zelfs in de twintigste eeuw spande men zich in om
de inrichting ervan te vernieuwen. Dit wordt mooi
geïllustreerd aan de hand van het Noorderpolder
huis, een van de twee gemeenlandshuizen van de
polder Schermeer. Het Noorderpolderhuis aan de
Molendijk bij Schermerhorn werd in 1744 door dijk
graaf en heemraden gekocht van de timmerbaas die
het bewoonde (afb. 51). Waarschijnlijk werd het
pand niet lang na de drooglegging van de Scher
meer gebouwd, want het wordt voor het eerst
genoemd in een verkoopakte uit 1661. Na aankoop
begon het polderbestuur met de bouw van een uit
breiding in de vorm van een ruimte waar de verga
deringen voortaan zouden plaatsvinden. Tot die tijd
vonden de schouwmaaltijden plaats in de Nieuwe
Doelen te Alkmaar. De hoofdingelanden van de
Schermer vergaderden, net als hun collega's van de
Zijpe, Heerhugowaard, US en de Egmondermeer, in
het stadhuis van Alkmaar. Toen in 1752 de Herenka
mer klaar was werd er behalve vergaderd ook gedi
neerd, onder andere na de schouw. In het Noorder
polderhuis kon bovendien worden gekegeld, in de
timmerschuur was een kegelbaan aangelegd.
Zo'n tweehonderd jaar later dreigde er echter
een einde te komen aan de activiteiten in het Noor
derpolderhuis. Onder leiding van dijkgraaf Jacob
Posch werd echter in 1951 de restauratie van het
inmiddels behoorlijk vervallen gebouw gestart en in
'T Welvaare van d' Heere
53