Uit 1816 stamt een glas van het Hoogheemraad
schap Waterland dat hoogheemraad Baltus Bakker
(1746-1832) aan het begin van de negentiende eeuw
aanbood (afb. 23). Bakker bekleedde van 1776 tot
1795 verschillende functies in de vroedschap van
Broek. Hij was behalve hoogheemraad van Water
land (van 1778 tot 1829, een ambtstermijn van 51
jaar!) ook koopman, hoofdingeland van de Drie
Waterlandsche Meeren en schepen van Broek in
Waterland. In 1827 schreef hij aan het te Nieuwen-
dam vergaderende bestuur dat hij niet komen kon
vanwege het slechte weer en 'hooge jaren'. Op eigen
verzoek verleende de koning hem op 2 november
1829 eervol ontslag als hoogheemraad.
Op de kelk van dit glas geeft de randinscriptie
aan voor welke dronk het glas was bedoeld: 't Wel
varen van het Dijk Collegie van Waterland. Aan de
voorzijde van het glas is een huis met een klokgevel
gegraveerd, aan de achterkant staat de inscriptie Uyl
Vriendschap/Baltns Bakker/Hoog Heemraad/Ao
1816, gevat tussen twee rondgebogen palmtakken
die aan de onderzijde zijn samengebonden met een
strik. Het is overigens een raadsel welk pand op het
glas is afgebeeld. De gevelsteen met de zwaan van
Waterland duidt op een connectie met het hoog
heemraadschap, maar het Waterlandhuis in Monnic-
kendam kan het niet zijn, want dat werd pas in 1831
betrokken. Voordien bevond het gemeenlandshuis
zich in Nieuwendam. Een afbeelding daarvan toont
echter ook geen gelijkenis met de gravure op het
glas. De zilveren stam en voet zijn van later datum
dan het glas, zoals blijkt uit het meesterteken van
zilversmid Johan Caspar Renneveld (actief tussen
1836 en 1866).
Ook het Huis van Oranje mocht zich verheugen
in toasts op zijn welbevinden, althans tot het uitbre
ken van de Bataafse revolutie in 1795. Er is een ver
haal in omloop dat een overijverige anti-orangisti-
sche waterschapsbestuurder glazen als deze (afb.
24) met het devies Vivat Oranje in de vaart wilde
werpen, maar daarvan nog ternauwernood kon
worden weerhouden door de kastelein van het
gemeenlandshuis. Het hier afgebeelde glas bleef in
elk geval bewaard. Het bezit een gravure met het
wapen van prins Willem IV (1711-1751, stadhouder
van 1748-1751), dat gehouden wordt door twee leeu
wen en omgeven is door een kouseband met daarop
de tekst boni soit qui malypense. De leeuwen staan
op gestileerd rankwerk dat onder het wapen samen
komt in een culot (drie- of vijfbladig gestileerd bloe
metje dat kenmerkend is voor de Lodewijk XIV-
stijl). Willem IV ontving in 1733 de Orde van de
Kouseband. Er bestaan nogal wat glazen met een
dergelijke gravure in diverse museumcollecties. De
gravure op dit glas is bijzonder fraai uitgevoerd, met
gepolijste details.
Ten slotte dronk men aan tafel graag op de stad
waar het waterschap gevestigd was of waar het
bestuur voor vergaderingen bijeenkwam. Ook hier
van bevindt zich een voorbeeld in de glascollectie
van HHNK. Het betreffende glas toont het wapen
van de stad Edam, een op grasland voortstappende
stier met boven hem drie sterren (afb. 26). Aan
weerszijden van de stier zijn bomen afgebeeld.
Onder de rand van de kelk is de inscriptie het Wel
Vaaren van de Stadt Edam gegraveerd. Ook dit glas
had oorspronkelijk geen zilveren voet, de glazen
voet brak in de vorige eeuw. De burgemeester van
Edam werd tot 2003 door US voor het schouwdiner
uitgenodigd en kreeg dan steevast dit glas aange
reikt voor het uitbrengen van een heildronk.
Hensbekers
Bij het tafelen in de waterschapswereld hanteerde
men allerlei bijzonder serviesgoed waaronder een
zilveren of glazen hensbeker. Het oudste bekende
(zilveren) exemplaar is de hensbeker van Delfland,
die in 1648 vervaardigd werd. Binnen vijftien jaar
bezaten ook vijf andere waterschappen van aanzien
hensbekers, waaronder US en de Hondsbossche. In
1653 werd voor het eerst melding gemaakt van de
hensbeker van de Hondsbossche, die toen kennelijk
al een tijdje in gebruik was.
Oorspronkelijk waren hensbekers bij allerlei
bestuursorganen, variërend van gemeenten, gilden,
schutterijen en waterschappen tot kunstkringen, hét
attribuut waarmee nieuwe leden bij benoeming
werden ingedronken. Om tot het gezelschap te
worden toegelaten diende men het glas of de zilve
ren beker ad fundum leeg te drinken, hetgeen 'ver-
hensen' werd genoemd. Op die manier werd uit de
hensbeker gedronken als teken van onderlinge een
dracht of broederschap. Het woord 'hens' stamt
waarschijnlijk van het Middelnederlandse woord
'hanse', dat college, gilde of bondgenootschap bete
kent. Ook tijdens vergaderingen van Hanzesteden
zoals Zwolle, waar men in 1603 al in het bezit was
van een hensbeker, sloeg de term verhensen op een
inwijdingsritueel. Voor stadsbesturen en gilden ver
anderde de naam van de inwijdingsbeker echter
geleidelijk in respectievelijk 'raadsherenbeker' en
'gildebeker', bij de waterschappen bleef de term
hensbeker tot op de dag van vandaag in gebruik.
In het algemeen was het de bedoeling dat de
nieuweling of gast niet alleen de hensbeker uit
dronk, maar daarna bovendien een bepaalde formu
le met betrekking tot de groei en bloei van het
waterschap uitsprak. Dat dit naar mate de avond
vorderde niet altijd meer even gemakkelijk ging zal
duidelijk zijn. Versprak de gast of het nieuwe
bestuurslid zich, dan kon de dijkgraaf besluiten de
persoon in kwestie te 'veroordelen' tot het ledigen
van een strafbeker. Dit was niet altijd een apart
exemplaar, een glas naar keuze kon hiervoor ook
dienst doen. Bij US, maar ook bij andere water
schappen als de Schermer, kende men echter wel
een speciale strafbeker.
'T Welvaare van d' Heere
33