Een goede buitenman voor het betere stortwerk Het werkspoor in vol bedrijf. Collectie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. beeld ontstonden werkploegen van 10 tot 11 dijkwerkers. Jan Bellis kijkt nors en vindt zich dom, omdat hij zijn eigen opschrijfboekjes niet heeft meegenomen, want anders kon hij de samenstelling van de diverse ploegen zo nakijken. "Wie heeft daar nou op gerekendbromt Bellis. "Nu liggen ze thuis in de kast en hebben we er hier niks aan!" Piet Breed vouwt een kaart open met daarop de contouren van de gehele Hondsbossche Zeewering. Het is volgens hem een overzichtskaart waarop Jansma de hoe veelheden gestorte steen in de voorberm, plasberm en langs de hoofden bijhield. Zo ook het zetwerk in de glooi ing. De verschillende jaren hebben ieder een eigen kleur, ernaast staan in keurig handschrift de hoeveelheden in ton nen genoteerd. Breed heeft becijferd dat er in de periode 1935-1939 gemiddeld 13.000 ton steen per jaar is verwerkt. Met het handje! "Steen rijden en steen storten was verschrikke lijk arbeidsintensief werk en zwaar vanzelf. En er zijn jaren geweest dat er veel steen is gestort, reken maar", weet Bel lis. "De steen moest eerst van de loskaai aan de Zijpersluis (Noordhollands Kanaal) naar de Leihoek gehaald wor den. Daar en hier stond een vaste kraan voor het loswerk. Firma Prins, dacht ik, bracht stenen en zuilen met rijnaken vanaf de Hembrug over de Zaan naar hier en verder, Den Helder en wel helemaal naar Texel. We losten de schepen met een ploeg van vijf man eerst op zolderschuiten of in vletten. Zo n 30 tot 40 ton per schuit. Die jaagden we met een paard de Hondsbossche vaart door. Tot aan de Leihoek. Daar werd de steen op spoorkarren geladen en weer met paardentractie 'opgespoord' (tegen de dijk omhoog gere den) en aan de buitenkant van de dijk afgeleverd waar dat nodig was. Een hoop werk, mensen. Een hoop werk". Bel lis zwijgt abrupt en trekt bedachtzaam aan zijn sigaar. Hij kijkt de uitgeblazen rook na die als een zomers wit wolkje naar het plafond stijgt. Langzaam omhoog. Jan Snip en Jacob Vriendjes kijken elkaar even, heel even, zwijgend aan. Het lijkt erop, dat zij zich het gewicht van de vele stenen herin neren, zwaar en hard in hun handen. "Jaaa", bast Jan Snip na een korte stilte, "ja, ja, zwaar werk!" Jan Bellis gaat er eens goed voor zitten. "Zullen we het dan maar over het steenstorten hebben?" Zonder een antwoord af te wachten steekt Jan zelf van wal. "Als de steen aan de Leihoek aankwam, dan werd de zolderschuit meteen gelost met een vast kraantje. De steen ging dan op een spoorkar, een lorrie met eerst nog een paard er voor. Er ging een ton of drie op zo n kar en die werd dan met een paard 'opge spoord' en vervolgens aan de buitenkant van de dijkskap (de kruin van de dijk) gelost op de plaatsen waar de steen later nodig was. In 1930 kwant er trouwens een trekker, een stoomlocomotief je. Dan lag de voorraad steen daar te wach ten ont bij hoogwater weer te worden verplaatst naar het begin van de hoofden. Dat ging ook weer met een lorrie. Je had dan een ploeg van een man of vijf voor het beladen. Daar gebruikten ze een bok voor, een houten stelling, een driepoot met takel en steentang. Voor het 'afbrengen' (het BLAUW BASALT STALEN SPIEREN 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2007 | | pagina 9