Hart voor de Hondsbossche
Dijkgraaf Kamp: "Uw brief geeft blijk van een onjuist
inzicht". Collectie Hoogheemraadschap Hollands Noorder
kwartier.
een of ander akkefietje hoor, dat is zo voor mekaar, vanzelf".
"Alles goed en wel", besluit Jacob Vriendjes de zaak, "maar
van je vader moeten ze wel afblijven!"
Uit de dossiers blijkt dat over het onderwerp van
opvolging al vanaf 2 november 1936 persoonlijke corres
pondentie bestaat en vanaf 12 juni 1939 rechtstreeks tus
sen dijkbaas en dijkgraaf. Deze briefwisseling handelt over
de (vurige) wens van Bellis senior om zijn zoon Jan (Bel
lis junior) ook dijkbaas te zien worden. De vertrekkende
dijkgraafWijdenes Spaans toont zich welwillend, maar is na
ingewonnen advies van mening dat junior nog te jong, maar
vooral te onervaren is in het dijkwerk. Jonge Jan wordt aan
geraden zich eerst verder te bekwamen, bijvoorbeeld door
voorman of baas te worden bij een van de aannemers van
Zuiderzeewerken. Dijkgraaf Kamp is in juli '42 korter door
de bocht. In antwoord op een brief van Bellis junior her
haalt Kamp de eerder geuite standpunten, en neen, Jonge
Jan kan geen dijkbaas worden. Deze laat het er echter niet
bij zitten en vraagt Kamp om consideratie en nadere uit
leg: 'Mnr. Kamp hopende dat u 't mij vergeeft dat ik u in
deze termen schrijf, teeken ik met de meeste Hoogach
ting, uw d.w.d. (dienst willige dienaar), J.C. Bellis Jr.'. Maar
Kamp is van zoveel vrijpostigheid niet gediend en laat zich
door ingenieur Poppens en Jansma uitvoerig informeren.
Het antwoord dat de dijkgraaf vervolgens op 13 augustus
stuurt, laat geen enkele ruimte voor twijfel. 'Uw brief geeft
blijk van een onjuist inzicht'luidt de aanhef enhier (bij
NHNK) spreken in eerste instantie de belangen van de zee
wering' en verder 'Blijkbaar bestaat noch bij Uw vader, noch
bij U eenige geneigdheid dit advies (tot verder bekwamen)
op te volgen en ten slotte 'Ter voorkoming van onnoo-
dige correspondentie in de toekomst, teeken ik nog aan
dat ook ik, na ernstige toetsing van deze U gegeven raad,
door de opvolging waarvan het hoogheemraadschap zich
uiteraard in geen enkel opzicht gebonden kan achten, het
ingenomen standpunt ten volle deel.' Basta! Daar kon Bellis
Jr. het mee doen. Schrijnend is dat dijkbaas Bellis senior op
dat moment al is opgepakt en weggevoerd om 12 decem
ber 1942 in het concentratiekamp Weimar-Buchenwald te
overlijden.
Maar als interim dijkbaas M. de Vries in maart
1945 zijn ontslag indient, wordt onmiddellijk Jan Bellis Jr.
voor deze functie opgeroepen. Reeds per 1 april is hij na
een paar formaliteiten als dijkbaas op de Hondsbossche
aangesteld en treedt Jonge Jan alsnog in de voetsporen van
Oude Jan. Een dierbare vaderwens postuum vervuld!
De vier mannen zijn trots op hun dijk. Ze tonen zich in hun
nopjes over de met elkaar geleverde prestaties. Gezamen
lijk en eendrachtig. Volhardend. Bellis, Snip, Vriendjes en De
Waard zijn tegelijkertijd trots en verlegen over wat zij in hun
werkzame levens aan de dijk en de hoofden hebben gefikst.
Allemaal met het handje en met eenvoudige, maar effectieve
hulpmiddelen. Soms lijken ze bijna verliefd op de Honds
bossche, als hebben ze de dijk met hun eeltige en knoestige
knuisten gestreeld. Maar het was uiteraard elke dag in weer
en wind gewoon hard doorwerken.
"Ik denk dat we zowat alle hoofden voor de dijk
hebben vernieuwd", vertelt Bellis. "Allemaal nieuwe palen
gezet in rijen en in vakken, waartussen we de steen zetten.
Basaltzuilen op rijshout. Drie lagen dik rijs en dan een dikke
puinlaag eroverheen. Eerst zetten we de zuilen in een voorlo
pig los verband meteen op het rijshout,'kopperen'noemden
we dat. Dan stonden de zuilen ook nog niet netjes op hoogte.
Want meestal had je aan een (ge)tij te kort om meerdere vak
ken helemaal klaar te maken. Dan hadden we verschillende
vakken tegelijk onder handen. Dus dan maakte je bijvoor
beeld een vak helemaal klaar, terwijl een andere ploeg een
vak eruit haalde en weer een andere ploeg vulde een leeg
gehaald vak op met 'gekopperd' (voorlopig) zetwerk. Je was
met zulk werk altijd afhankelijk van een langere periode met
goed weer en liefst een rustige zee"."Jaa", valt de karakteris
tieke bas van Snip hem bij:"We zaten wel het meest in de zui
len, vanzelf. Maar er was ook Doornikse en Brabantse steen
bij. Dat zijn meer van die vierkantige stenen, vanzelf. Daar
stond je ook lekker in te werken, hoor, maar zuiltjes had ik
het liefst. Die 30/40'ertjes (basaltzuilen met een lengte tussen
de 30 en 40 cm), die kon je zo verdomd lekker op z'n plek
gooien, dat was een lust soms. En dat stenen rijden dat was
dan ook een heel spektakel. Nou, nou. Dan ging je met een
vaartje met zo'n lorrie stenen van de dijk af naar beneden en
dan moest je dat gevaarte met een remhout mannen (onder
controle houden) om op tijd op de goeie plek te stoppen.
Dat was me wat, hoor. De hoeveelheid steen voor een heel
hoofd tegelijk hebben we een keer in een tij af(ge)reden. Dat
weet ik nog best. Dat ging toen mirakel best".
34
BLAUW BASALT STALEN SPIEREN