Petten 1945, mijnengevaar. Tekening door G. Dekker. Ontleend aan P. Glas e.a. (red.), Petten, stiefkind van de zee (Schoorl 1989). Uit de herinneringen van vaandrig Theo Punt, die van oktober 1940 tot eind '45 assistent opzichter bij NHNK was, valt af te lezen, dat de sfeer aan de zeewering grimmig was Schager Courant 22 maartl985,'Dijkopzichters note ren plaats Duitse stellingen' in de rubriek Ondergronds). Er lagen mijnenvelden en in de zee- en landzijde van de Hondsbossche waren versperringen van in zwaar beton gegoten spoorrails, zogenaamde 'hanenpoten', aangebracht. Achter de dijk lag een stelsel van tankgrachten en 'draken- tanden'puntige betonblokken. De wijde omgeving van de zeewering was ten slotte streng verboden terrein en dit gebied werd voortdurend bewaakt en gecontroleerd door Duitse troepen. Dat gewroet in de dijk om de zware ver sperringen in de glooiing te verankeren, vonden de dijkwer- Bellis: "Dus ik dacht bij mezelf, nou Jan, dat heb je verprutst". Fotografie: Wijndel J.G. Jongens/Grosthuizen. kers maar onverantwoordelijk en gevaarlijk en een aanslag op de toestand van 'hun' zeewering. Punt is zelfs een keer beschoten.Toen een paar soldaten in de buurt van Camper duin rijshout wilden meenemen, stoof hij er zonder naden ken in zijn functie van opzichter op af. Waar 'de heren' met dat dijkmateriaal heen wilden? Het optreden van Punt werd absoluut niet gewaardeerd, want de reactie was al even luid en duidelijk: Een waarschuwingsschot uit een Duits legerpi stool! Het liep allemaal met een sisser af. Jan Bellis zit al een poosje heen en weer te schui ven. Hij snuift en zoekt naar de goede woorden. "Jabegint hij aarzelend, "ja, je was toen jong vanzelf, ik ook. Dan spring je nog wel eens ergens in. Toen. Jawel. Ik was ook jong en had toen in '42 een half jaar aan de Hondsbossche gestaan, toen mijn vader weg was, als dijkbaas bedoel ik dan. Ik kon het toen goed met de mensen vinden. Ze steunden me over al in, omdat ik jong was vanzelf. Maar toen kwant er opeens een ander, toen werd er een andere ntan aangesteld, eentje uit Friesland. Die moest ntij vervangen. Nou, dat stond nte toen zomaar slecht aan en ik besloot een brief te schrijven aan Kantp (dijkgraaf ntr.A.F. Kantp). Enne dat viel nogal in slechte aarde. Dus ik dacht bij mezelf, nou Jan, dat heb je verprutst. Maar toen, na de oorlog, toen kwanten ze weer bij ntij terug en kon ik toch dijkbaas worden. Nou ja, (en hier zakt de stent van Bellis nog een octaaf lager), toen moest ik bij Jansnta in het kantoortje konten, jullie weet wel, enne nou, dat vond ik unfair van Jansnta, want hij begon daar ntijn vader 'af te halen' (te bekritiseren). Nou, dat toen gaf ik een reuze klap op tafel, daar in dat kantoortje en ik zeg godverdomme ntan, zeg ik, jij - jij - jij, door ntijn vader ben jij wat praktisch betreft zo ver gekomen! Nou, toen bond hij in", besluit Bellis die er rode wangen van heeft gekregen. De andere drie weten niet wat ze horen. "O, wel", bast Snip duidelijk geschokt en ook Vriendjes en De Waard zijn stijf rechtop gaan zitten en laten met luide stemmen hun afkeu ring blijken. "Afijnbesluit Bellis, "toen later in april '45, toen moest ik konten en toen werd ik dijkbaasDe andere drie laten hun instemming weer blijken. Wint de Waard: "Ze zeg gen dan altijd, dat ze je kunnen ntaken en dat ze je kunnen breken, vanzelf. Maar dit is toch ntooi goed gekomen Jan Snip: "Jaa, welja, jongen, ik wil ntaar zeggen, je hebt zomaar BLAUW BASALT STALEN SPIEREN 33

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2007 | | pagina 35