Arbeiderssolidariteit leidt tot vroege vorm
van 'Drees'
voel. Je liet het werk nooit uit je handen vallen of dacht ik
zie het later wel weer. We woonden ook achter de dijk en
leefden met de zee. Zomerdag en winterdagPiet Breed
mengt zich nu ook in het gesprek, terwijl hij toch eigen
lijk de vragen hoort te stellen.Ja, daar zeg je zo wat jan. Ik
herinner me nog uit mijn begintijd dat de mensen zich bij
stormweer gewoon kwanten melden zonder dat ze besteld
waren. Ze kwanten gewoon. De mensen bleven bij slecht
weer ont de deur. Als je belde, dan trof je ze thuis, als je ze
nodig had. Ze zaten ont zo te zeggen startklaar. En vergeet
niet dat je elkaar buiten het werk ont, op een heel andere
manier kende en elkaar nodig had. In goeie en in slechte
tijden. Denk ntaar eens aan de burenhulp bij een begrafenis
of zo. Dan waren de buren de aangewezen dragers. Zo ging
dat. En al waren het zes mannen uit een ploeg, dat werd
gewoon geaccepteerd. Dan gingen ze en ze mochten ook.
Dat werd toen heel normaal gevonden
"Jaa, ja "Jan Snip heeft de meeste tijd geluisterd en
rond gekeken en veelvuldig de beweringen van de anderen
met z'n zware bas ondersteund, maar nu ziet hij zijn kans
ont ook iets te zeggen. "Je moet gerust niet denken dat we
de spullen lieten liggen als het slecht weer werd. Gerust
niet, je eigen spullen lagen er ten slotte ook bij
Opmerkelijk. Al in 1914 organiseerde het werkvolk in Pet
ten zich in een aparte afdeling van 'den Algemeenen Neder-
landschen Bouwarbeidersbond'.Vijf jaar later had de afde
ling Petten van genoemde bond ongeveer 80 leden, bijna
100 procent van het werkzame mannelijke deel van de hele
Pettemer bevolking! Petten was klein en armlastig, dat gold
al evenzeer voor de financiële 'draagkracht' van het armen
bestuur. Ouderdomsuitkeringen via de Invaliditeits- en
Ouderdomswet, die toen al bestond, waren uiterst karig. Zo
ontving dijkwerker Cornelis Hoveling in 1909 na een onge
val een uitkering van 84 cent. Dat was 42 procent van zijn
dagloon. De werkomstandigheden en de leefsituatie van de
oudere dijkwerkers waren vaak hard en bitter. "Ze waren
genoodzaakt door te werken tot ze er ont zo te zeggen bij
neervielen", luidt het weinig eufemistische commentaar
van onze Bellis.
"Jaa valt Snip bij, "ik weet nog wel dat die oud
jes even goed mee moesten en die kwanten allemaal nog
lopend. Maar ja, ze deden wel de lichtste klussies en toch
konden de meesten zowat niet nteer. In het najaar moes
ten ze te 'deurhouwen' noemden we dat en zaten ze op
een met rotzooi gevulde jutezak puin te sorteren of gaten
te stoppen op de dam. In de volle wind en dan vroor het
sonts al. Dan zaten ze daar op die dam te verrekken van de
kou, dat zal ik je wel vertellen. Dat vonden we allemaal een
bar begrotelijke beweging. Maar ja, het was toen niet aars
(anders)'Daarom is het ook gekomen zegt Bellis weer,
"want ik meen dat het ouwe Arie Schaap was, die man die
was toen zo beroerd en zo slecht, dat die kon eigenlijk niet
meer. Ouwe Arie, die was al 70, die kon nog geen puinmand
sjouwen, zal ik maar zeggen.Toen hebben we tegen elkaar
gezegd, laten we met z'n allen een dubbeltje de man lap
pen, dan kan Arie thuis blijven. Zo gaat het toch niet langer.
Voorman en vakbondsman Piet Schager (links)
en dijkbaas Jan Bellis Sr. Collectie Wil Janssen.
En zo is het feitelijk gekomen, dat fonds
Jacob Vriendjes vertelt hoe arm het was: "De men
sen hadden in die tijd 15 gulden te besteden, hoor, meer niet.
Het was gerust niet slecht, maar het was ook geen vetpot,
want ik weet nog goed dat de eerste fiets in Petten kwant.
Piet Glas die had er een in 1914. En toen de lonen opgetrok
ken werden, toen had iedereen op slot een fiets. De ouderen
meest een damesfiets, dan was je makkelijker met je voeten
bij de grond. Daar leerde je het ook op. Op een gegeven
moment hing er een damesfiets in de keet, ont te leren fiet
sen. Onte Dirk Vriendjes en Freek de Wit die hebben het op
een eind ook nog (ge)leerd. Ik denk dat ouwe Louwtje Snip
nooit heeft gefietst, die had ook van de vreselijk grote voe
ten. Toen het Heemraad er eenmaal was, had zowat ieder
een in de ploeg wel een fiets, die kon je toen wel betalen!"
Snip weet nog hoeveel het loon in die tijd omhoog ging:
"Tot een gulden of 20 in de week, sommigen hadden wel 25
gulden. De mensen hier waren gerust behoorlijk tevreden,
hoor. Waarachies!" Bellis knikt nadrukkelijk ter bevestiging
het hoofd en kijkt minder tevreden naar z'n sigaar, want die
heeft hij laten uitgaan.
Tot zover even de herinneringen. In 1919 besluit
de afdeling Petten van de Bouwarbeidersbond tot de weke
lijkse afdracht van een dubbeltje per lid voor een fonds ont
hulpbehoevende collega dijkwerkers te helpen met een uit
kering zodra zij moesten stoppen met werken. Geen lid ont
trok zich aan deze in beginsel vrijwillige bijdrage. Het aantal
BLAUW BASALT STALEN SPIEREN
25