Geen streep!
Er worden vanzelfsprekend anekdotes verteld. Genoeg.
Ze zijn lang niet allemaal inhoudelijk van belang. Ze
kleuren echter het bestaan van de dijkwerker van toen.
Meer dan driekwart eeuw geleden. Hier is er zo een:
"Even tussendoor", zegt Bellis, "even een
ander praatje. We werkten toen een tijdje voor aanne
mer Daalder in Huisduinen aan de hoofden van Rijks
waterstaat en Jan Snip was er ook bij. We moesten daar
van die grote zware palen zetten, maar de steen werd
daar niet weggehaald, nee, de palen moesten soms
door de steen heen gerost worden. Daar zat de hele
tijd zo'n kantonnier bij en die zat maar zo'n beetje een
pijpje te roken en we sloegen een kalender en die paal
die zakte geen streep. Geen streep! Die kantonnier
zegt, hij zakt, gaan jullie maar door.Aannemer Daalder
stond er toevallig zelf bij en die werd me toch kwaad
op die vent. Potverdomme, zegt Daalder, ik wou dat
jouw kop op die paal lag als het blok viel.Toen waren
de rapen gaar vanzelf"
En nog een:
Het gaat over hetzelfde werk. Een lange rij palen is
net klaar. De hele rij is onderling verbonden via dub
bele zware gordingen en die zitten met dikke ijzeren
bouten en moeren aan de rij palen vast. Door en door.
Muurvast. Een zware noordwesterstorm slaat een paar
dagen later de nieuw gezette rij palen in een keer los.
Zelf gezien, want de mannen waren erbij, ze stonden
boven op de dijk. Hun verklaring is eenvoudig, want
het is er vlak voor de kust zo diep. Zo vreselijk diep.
Wel 40 meter! "Die palen staan daar gewoon te zwe
ven", weet er een. "Man, hou alsjeblieft op", is het
berustende slotcommentaar van Jan Snip.
"Met 20 en soms 30 kalenders stond zo'n paal er in, goed op
hoogte en muurvast". Collectie Hoogheemraadschap Hol
lands Noorderkwartier (schenking mw. J. Bakker, Alkmaar).
of meer als lastig en hinderlijk ervaren. Dat peuteren, zoals
Vriendjes het noemt, kost veel, te veel tijd, maar men is zui
nig met het dijkmateriaal, dus ook met steen. En je hebt niks
aan een paal die niet goed vast staat. Die steen moet er uit.
Makkelijk zat. Gelukkig zijn er onder de werklui mannen die
zulk werk juist prettig vinden en alles in het werk stellen
om die steen te pakken te krijgen. De 'Oude Breem' (dat is
Vriesman) is er zo een, die had het geduld om een steen weg
te krijgen en Van der Vlies 'De Rob') ook. En vergeet jonge
Aris de Beer niet, die kon ook lang - wel een heel tij - naar
een steen vissen.
Jan Snip vertelt het zo: "Als er een noor in het gat
zat, dan was je nog lang niet klaar. Dat was een crime. Een
noor was een heel ander soort steen als een stuk basalt.
Een noor was rond vanzelf, van keihard graniet en glad als
spek. Die steentang gleed er elke keer bij langs. Die kon
zo'n ding niet te pakken krijgen. Wat een krengen waren
dat, die noren! "Jacob Vriendjes bevestigt de kleine litanie
van Snip en weet nog te vertellen dat de 'Oude Breem' de
ongekroonde koning van de heibazen was en dat juist hij
en z'n ploeg op zulke "smerige klussies" werden ingezet. En
trouwens Arie Schaap, die kon er ook wat van. En Jan Duin
ook."Jaa",bast Snip, "Jan Duin, die kon het ook mirakel!"
De Waard laat zich zijn enthousiasme voor het hei
en niet afnemen en probeert alle zwarigheid weg te nemen
door het volgende te verklaren: "Al zat zo'n steen anderhalve
nieter diep en kon je door het water in het gat niks zien, we
kregen hem er uit.Al moest je een uur wroeten en greep je
100 keer met de steentang mis. Plotseling kreeg je tang grip
en kon je de steen uit het gat hijsen. Als die steen eenmaal
uit de weg was geruimd, dan kon je meestal een aantal pa
len achter elkaar slaan en dat was dan weer een beloning
voor alle gedane arbeid en moeite! "Daar hebben de anderen
niet van terug. Ze buigen het hoofd voor dit huzarenstuk van
weerbarstig dijkwerk.
Jan Bellis heeft nog een ander aspect te vermel
den, want: "Het heimateriaal lag als gewoonlijk langs de
dijk en moest, voor je kon beginnen, naar beneden wor
den gesjouwd. Eerst de houten palen van de heistelling.
De takels, het touw, de waterslang en de spuit, de rammel-
schijf en ten slotte ook het heiblok (de zogenaamde pok)
en de pomp. Het heiblok van 160 pond kon een stevige
kerel wel alleen hebben. Maar dan had die persoon wel een
zware dobber. De pomp moest je met vier man versjouwen
en het liefst met mannen van gelijke lengte. Anders werd
het gewicht niet gelijkmatig verdeeld en tilde je, als je niet
oppaste, alsnog een halve pomp. En die woog wel wat,
geloof me!"
Niemand spreekt Bellis tegen. "Beneden aan de
dijk bouwde je de heistelling op en bracht je er de eiken
houten palen bij. Ondertussen was je al bezig het eerste
gat te spuiten neemt Wint de Waard over. Niet voor niets
staat er heibaas op zijn conduitestaat. "Voordat de hijskraan
kwant, ging het heien gewoon met het handje. Een versje
zorgde voor het juiste ritme, want je moest wel met z'n zes
sen tegelijk aan het leitouw trekken voor een flinke klap
in een rake serie van 20 klappen. Eentje riep er dan 'Een-
twee-drie, haal op die hei' en dan trok je hup aan je touw
en liet weer los. Zo maakte je 20 klappen en dan had je
BLAUW BASALT STALEN SPIEREN
13