Het waadpak vervoer van de steen van de dijk richting zee) had je nog eens een ploeg nodig van vier of vijf man.Ten slotte lag er wel 300 tot 400 ton steen aan het begin van een hoofd, op het worteleind, opgeslagen. Dan moest je wachten op laag- water, want de stortsteen moest zo ver mogelijk naar buiten worden gelost. Ook hiervoor werd een lijntje van draagbaar spoor gebruikt dat vanaf het worteleind naar de stortplek werd gelegd. Eerst over het midden en dan met bochten naar de buitenkant. Afhankelijk van waar je moest zijn. Daar begon je al mee als de eb begon te lopen vanzelf. Dat ging niet zomaar, want die rails moest zo vlak mogelijk konten te liggen en voor de nodige stabiliteit goed met voldoende zogenaamd stophout en rechters worden ondersteund. De kleinere lorries met steen moesten immers veilig op de los- plek aankomen en vervolgens moest het vrachtje zo nauw keurig mogelijk worden gelost.Als je dan op een dag zo n 30 ton steen verstortte dan had je een goed tij!", aldus een druk gebarende Bellis. "Ja, een best tij", valt Jan Snip hem bij, "en als je een goeie buitenman had, dan redde je dat". Een buitenman? "Ja", vervolgt Jan en legt z'n onderarmen op tafel als om extra steun te zoeken," je had vanzelf een goeie buitenman nodig, van hem hing veel af. Van de buitenman. De buitenman, die regelde het spoorlijntje, dat moest zo ver en stevig mogelijk naar buiten gelegd worden en overeind blijven, vanzelf. Per railtje tegelijk. Hij zorgde dat de stenen stuk voor stuk en netjes op de goe de plek terecht kwanten. Dat was flink aanpoten, terwijl hij meestal de hele tijd, en af en toe tot over z'n middel, in het wa ter stond. De buitenman stond daarom in 'het pak' (waadpak). Ont niet nat te worden. Ik mocht het wel graag doen". Jacob Vriendjes en Wint de Waard vallen bijna luidkeels bij. Het was aangenomen werk en iedereen van de ploeg had voordeel bij vlot, veilig en goed stortwerk. De buitenman kreeg altijd twee kwartjes, later een gulden meer dan de rest. Met rustig weer verliep alles om zo te zeggen meest op rolletjes. Maar bij ruw weer, als er een rommelig zeetje stond, dan kon het gebeu ren dat het stophout door een golf wegsloeg en het spoor lijntje opnieuw ondersteund moest worden of zelfs helemaal hersteld als de boel in elkaar zakte. "Dat was dan een grote 'teugenvalder' voor de verdienste", verklaart Vriendjes alsnog zuinig kijkend. De Waard meldt nog, dat als de lengte van het spoorlijntje vorderde, er halverwege het werk een wisselplaats werd aangelegd waar de volgende volle lorrie alvast kon wach ten op de terugkerende lege. Doelmatig en hard doorwerken was het devies, anders haalde je die 30 ton bij lange na niet. De Waard: "Twee buitenrijders en twee tussenrijders zorgden voor het transport van de geladen en de lege lorries. De ande ren hadden hun handen vol aan het beladen". Jan Bellis noemt nog maar eens het arbeidsinten sieve karakter van het werk. Soms waren er wel drie ploe gen van elk een man of 10,11 tegelijkertijd aan de gang. Met nieuwe steen en met het opladen van losgeslagen en omhoog gewerkte steen uit de voorberm. Dat moest bij elkaar allemaal goed lopen. En je moest 'op mekaar aan kunnen'. Ieder moest het zijne wel blijven doen en flink aanpakken als het nodig was en goed uitkijken voor elkaar en voor zichzelf. Bellis: "Want 'die stiene benne hard en zweer'. Maar we hebben het met al die mannen altijd geklaard!" De aanwezigen beamen dat eensgezind. "Hier kun je nou precies zien hoe het storten in zijn werk ging". Collectie Hoogheemraadschap Hollands Noorder kwartier. De foto die Dirk Breed op tafel legt vraagt plotse ling de volle aandacht. "Hier kun je nou precies zien hoe het storten in z'n werk ging", bromt Snip."Hierzo, staat de buitenman". Bellis vraagt hardop: "Is dat Hollander niet?" Vriendjes weet beter: "Niks d'r van", die met die pet is Dirk Smit. En nou zie je zelf hoeveel volk erbij was, bij het steen- storten". Bellis kijkt nadenkend en stelt zonder een sprankje twijfel en misschien met lichte trots, dat het altijd plezierig was om met zoveel mensen zo saamhorig te werken. Zon der veel gezeur. "Niet dat er nooit wat was, hoor, dat ook weer niet vanzelf haast hij zich weer in de plooi. Jacob Vriendjes wil nog iets over het steenstorten kwijt en steekt z'n hand op. "Als het mag", merkt hij fijntjes op. "We konden niet verder aan de buitenkant storten dan tot 10, maximaal 15 nieter uit de dam. De rest deden we vanaf een zolderbak, een schuit. Ik weet nog goed, soms had je een goed stortje en lag je goed op schema en dan kreeg je opeens een 'bres- sie' (stortte alles in elkaar) en was de hele zaak naar de ver dommenis. Kon je weer helemaal opnieuw beginnen. Dan werd er stevig gemopperd, dat weet ik wel!" "Dus, die buitenman stond in het pak. Dan bedoelen jullie het waadpak, zeker? vraagt Breed slecht gespeeld. 'Van- zelf", bromt Snip en kijkt Piet Breed fronsend aan, alsof hij diens technisch inzicht ineens in twijfel moet trekken: "Dat weet je toch wel, het waadpak vanzelf. Daar stond de buitenman in, om niet nat te worden. En tegen de kou een beetje. Maar je moest je evengoed goed aankleden, dat zal ik je vertellen. En niet zo n mooi pak zoals ze nu hebben, zo n mooi rubberen pak met goeie waterdichte laarzen er aan, zo n pak hadden we toen nog niet. Welnee. Zo n zwaar pak was dat .Van leer met van die hardleren schoenen er bij. Dat waren krengen met keiharde zolen, daar kon je niet eens fatsoenlijk op lopen. Ik had er eeuwig blauwe nagels in. Ik had grote voeten vanzelf en ik paste ze maar net aan. Ik smeerde wel zeep aan mijn voeten om er in te kunnen. Ik heb die krengen wel eens vervloekt, mag je gerust weten". Het gezicht van Jan Snip staat bij het uiten van deze her innering op onweer. De andere drie knikken langzaam ter 8 BLAUW BASALT STALEN SPIEREN

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2007 | | pagina 10