verdeeldheid in het DB van de Hondsbossche en felle kritiek
aan het adres van Pieter van Foreest van een gedeelte van de
Algemene Vergadering. Pas in 1919 werden de verhoudingen
met de arbeidersbeweging door het afsluiten van de eerste
CAO genormaliseerd. Het jarenlang volgehouden beleid om de
vakbond buiten de deur te houden had ondertussen wel veel geld
gekost.
Op het terrein van de waterbouwkunde combineerde Van
Foreest progressieve en conservatieve trekken in zich. Zoals
zijn vader de voordelen van basalt in de dijkbouw helder
onderkende, zo omarmde zijn zoon gewapend beton. Hij ging
met Mann naar Zeeland om het systeem van pionier De Muralt
te bekijken en regelde dat die een lezing in Alkmaar hield.
Toen de Hondsbossche in 1912 voor de aanleg van een nieuw
strandhoofd bij Camperduin stond, pasten Van Foreest en Mann
daarin grote betonnen elementen toe, waarmee - voor zover
ons bekend - de Hondsbossche een primeur had aan de Noord-
Hollandse kust. Een zeer vooruitziende blik kan Van Foreest bij
dit alles absoluut niet worden ontzegd. Beton is nu niet meer
uit de dijkbouw weg te denken; modern machinaal te zetten
basalton verdringt - ook aan de Hondsbossche Zeewering -
bijvoorbeeld steeds meer de oude basaltzuilen.
Tegenover deze omarming van nieuwe techniek staat
echter zijn miskenning en wantrouwen van wetenschappelijk
geschoolde ingenieurs. Hier toonde Van Foreest zich een
vertegenwoordiger van een voorbije tijd. In de 19e eeuw hadden
met name de waterstaatsingenieurs als beroepsgroep moeizaam
een stevige en erkende positie als experts opgebouwd.4 Dat nam
echter niet weg dat aan het begin van de 20e eeuw in de Noord-
Hollandse waterschapswereld - inclusief de Hondsbossche -
vaak nog sterk werd vertrouwd op in de praktijk opgedane
ervaring. Van Foreest is daarvan een schoolvoorbeeld. Het
gebrek aan (theoretische) kennis brak de waterschappen na de
stormramp van 1916 zwaar op. Juist op dat punt oefende de pers
zware kritiek op hen uit. Van Foreest veranderde hierdoor niet
van mening. In de Tweede Kamer had hij al nooit geschroomd
de heren ingenieurs te kijk te zetten en tijdens het debat in de
Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands
Noorderkwartier over de waterschapsconcentratie sprak hij
zich op dit punt opnieuw heel duidelijk uit. Dat kwam hem op
kritiek van prof. Visser te staan, die wetenschappelijk gevormd
personeel terecht absoluut noodzakelijk achtte.
De rigoureuze ingreep van de provincie in de Noord-
Hollandse waterschapswereld na de watersnood was voor Van
Foreest in alle opzichten een bmg te ver. GS gingen bij hun
besluit tot concentratie van het dijkbeheer in handen van NHNK
uit van inzichten die niets te maken hadden met de traditie, met
het historisch gegroeide. Het beleid van de provincie stoelde
gewoon op een andere logica. Het was de hoofdingenieur
directeur van Provinciale Waterstaat, jhr. C.J.A. Reigersman,
die in 1917 voor het eerst opperde de Hondsbossche Zeewering
in de plannen mee te nemen. Dit nadmkkelijk "geheel vrij van
historisch geworden toestanden"5 Pas dan zou echt eenheid in
het dijkbeheer en financiële duidelijkheid voor de ingelanden
ontstaan en bovendien optimaal worden geprofiteerd van
de voordelen die schaalvergroting bood.6 Van Foreest was
door zijn afkomst en tientallen jaren omspannende carrière
als 'dubbele dijkgraaf' teveel in de oude waterschapswereld
geworteld om begrip voor dit alles op te vatten. Dat GS met
het rondsturen van het ontwerp-reglement van bestuur voor het
nieuwe Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier de
betrokken partijen min of meer voor een fait accompli stelden,
was natuurlijk olie op het vuur.
Naast de waterstaat heeft Van Foreest een grote rol
gespeeld in de ontwikkeling van de landbouw. Als bestuurslid
en voorzitter van de Vereeniging tot Ontwikkeling van den
Landbouw en de Hollandsche Maatschappij van Landbouw
heeft hij zich actief ingezet voor tal van verbeteringen op het
gebied van de veefokkerij, zuivelbereiding, mechanisering
enzovoort. Hier toonde Van Foreest ook zijn zakelijk talent. Hij
onderkende in de jaren tachtig van de 19e eeuw het 'gat in de
markt' voor landbouwkrediet en zowel het Noordhollandsch
Landbouw- als het Noordhollandsch Grondcrediet waren
succesvolle ondernemingen die hem zeker geen windeieren
hebben gelegd.
Door zijn geboorte was Pieter van Foreest voorbestemd
voor een loopbaan als herenboer en bestuurder. Met verve
heeft hij inhoud aan het voor hem uitgestippelde pad gegeven.
Van Foreest was een man van formaat, een geboren leider
met een geheel eigen stijl. Hij was de eenvoud zelve en bleef
onder alle omstandigheden zichzelf. Door zijn optimisme,
gemoedelijkheid en gevoel voor humor wist hij vaak
tegenstanders in te palmen. Een typisch liberaal pragmatisme
was hem niet vreemd; hij verloor nooit de zaak uit het oog. We
hebben ook te maken met een man van de praktijk die van kinds
af aan met het boerenbedrijf en de waterstaat was opgegroeid.
Als echtgenoot en vader van een groot gezin steunde hij meer
dan 40 jaar op zijn geliefde tweede vrouw Catharina Momma.
Boven alles was Pieter van Foreest door afkomst,
plichtsopvatting, instelling en streekverbondenheid een regent,
hoewel hij in de omgang absoluut niet regentesk was. Zijn
hele werkzame leven heeft hij zich voor de Noord-Hollandse
bevolking - en dan vooral de landbouwers - ingezet. Maar het
ging bij Pieter van Foreest toch meer over de Noord-Hollanders
dan met de Noord-Hollanders. Dat regentendom bezat overigens
een grote taaiheid. Het overleefde de stormen van de Bataafse
Revolutie van 1795 en Thorbeckes democratische grondwet
van 1848. De hele samenleving werd eigenlijk nog lang
gedomineerd door rangen en standen.7 Maar toch naderde het
einde van de oude elite van landjonkers-regenten, die zoveel
eeuwen politiek en bestuurlijk de dienst had uitgemaakt. Jhr.mr.
Pieter van Foreest was in feite de laatste echte regent in grote
stijl van het Noorderkwartier. Zijn dood markeert het definitieve
einde van een tijdperk.
79