Ten slotte Waarnemend secretaris C. de Boer Fz. liet op de convocatie voor de laatste Algemene Vergadering van de Hondsbossche de volgende woorden afdrukken "Het aangezicht dezer wereld gaat voorbij, waar God bestaat in eeuwigheid"Pieter van Foreest verwisselde het ondermaanse voor die eeuwigheid binnen een jaar na de opheffing van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche. Hij overleed op 19 september 1922, 76 jaar oud, op Nijenburg te Heiloo. Op zaterdag 23 september werd het stoffelijk overschot op het kerkhof van het bekende Witte Kerkje in Heiloo onder grote belangstelling ter aarde besteld. Natuurlijk stuurden alle organisaties waarin Pieter van Foreest gedurende zijn werkzaam leven een aandeel had de nodige vertegenwoordigers. Aanwezig waren verder de burgemeesters van Alkmaar, Bergen, Schoorl en Warmenhuizen, de wethouders, secretaris en raadsleden van Heiloo, de officier van justitie, de president en vice-president van de Alkmaarse rechtbank, directeur Moens van het Landbouw- en Grondcrediet en niet te vergeten dijkgraaf C. Wijdenes Spaans van het nieuwe Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier. J. van Reenen en A.J. Peeck, oud-hoogheemraden van de Hondsbossche, stonden in hun toespraken uitgebreid stil bij het vele dat Van Foreest voor het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche had gedaan en de pijn die de opheffing daarvan hem had bezorgd. Nog weer anderen - waaronder oud-minister en voorzitter van de Zuiderzeeraad Cornells Lely - betoonden schriftelijk hun medeleven met de nabestaanden.1 Mensen die Pieter van Foreest gekend hebben zijn er nu niet meer. J. Belonje, historicus, jurist en secretaris van US en de polders Zijpe en Schermeer, was een van de allerlaatsten. In 1989 vertrouwde hij zijn herinneringen aan Pieter van Foreest aan het papier toe: "Hij ligt begraven aldaar op het oude kerkhof, voor het koor van het "Witte kerkje". Weinigen, of het moesten zijn al diegenen die zoals ik hem gekend hebben, vaak lopende door zijn Heilooër- of Over-Bossen weer of geen weer, en dan geregeld begeleid door twee taksen, hij herkenbaar door zijn lange, smalle deukhoed, zullen zich deze respectabele figuur nog in herinnering hebben".2 Voor ons wordt het tijd een andere balans op te maken. In de inleiding hebben wij een serie vragen gesteld naar de betekenis van Pieter van Foreest voor de Noord-Hollandse waterschapswereld. Aan de hand van die vragen hebben we hem door de tijd heen gevolgd. Was hij een vernieuwer of juist een exponent van de behoudende krachten? Liep hij bijvoorbeeld voorop als het ging om een modern personeelsbeleid met een goede oudedagvoorziening? Met andere woorden: hoe 'rood' was de 'rode jonker' precies? We kunnen wel stellen dat Pieter van Foreest in de behoudende waterschapswereld voorop liep als het ging om de pensioenen en regelingen voor weduwen en wezen van waterschapspersoneel. Zowel als dijkgraaf van US als van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche heeft hij zich daar sterk voor gemaakt. Bij de Hondsbossche heeft hij zich ook nog ingespannen voor bouw en aankoop van goede dienstwoningen voor de vaste staf. Van Foreest zat wat dit betreft op een binnen het liberalisme breed gedragen en niet van paternalisme vrije vooruitgangsidee. Vele liberalen hadden een open oog voor de maatschappelijke problemen die de industrialisatie met zich meebracht, voor de slechte huisvesting in de snel groeiende steden, de kinderarbeid, de lange werkdagen, het ontbreken van voorzieningen bij ziekte, ouderdom en invaliditeit et cetera. Dit alles zag men echter niet als een probleem van de arbeiders, maar van zichzelf, van de middenklassen. Die moesten een einde maken aan de sociale misstanden en een naar hun normen menswaardig bestaan voor de onderkant van de samenleving mogelijk maken.3 Dit alles hield bij Van Foreest wel op toen de arbeiders zelf zich begonnen te organiseren en met de middelen die hun ten dienste stonden - vakbonden, stakingen, eigen militante politieke partijen - een heel ander maatschappelijk bestel probeerden te bereiken. De progressieve liberalen van de Vrijzinnig- Democratische Bond konden hierin nog een heel eind meegaan, maar de behoudende landjonker Van Foreest moest daar niet veel van hebben. Hij koos duidelijk positie aan de rechterkant van het liberale spectrum in de vorm van de Liberale Unie, die onder andere grote reserves had bij algemeen kiesrecht voor mannen, laat staan vrouwen. Als kamerlid hield Van Foreest zich overigens overwegend met landbouw- en waterstaatszaken bezig. Vooral op dat laatste terrein werd zijn deskundigheid algemeen gewaardeerd en erkend getuige de benoeming in de Zuiderzeeraad, het adviescollege van de regering inzake de Zuiderzeewerken. De rol van Pieter van Foreest in de nationale politiek was in 1918 uitgespeeld. Dat jaar werden voor het eerst verkiezingen met algemeen stemrecht voor mannen gehouden. Ook stapte men over van een districtenstelsel naar evenredige vertegenwoordiging: hoe meer stemmen een politieke partij binnenhaalde, hoe meer zetels in de kamer. De kiezer stemde vanaf nu op een partij en het boegbeeld daarvan, de lijsttrekker. Voor 1918 had de stembusstrijd in de districten vooral een persoonlijk karakter en ging het niet zozeer om principes en partijprogramma's. Om een kandidaat verkozen te krijgen, moesten de partijen ook vaak stembusakkoorden aangaan en zodoende werden ideologische tegenstellingen niet op de spits gedreven. Dit alles speelde Pieter van Foreest in het district Alkmaar in de kaart. Hij genoot groot prestige in de regio en was voor velen een aanvaardbare kandidaat. Maar zijn positie in het district stond wel onder druk. Religie en ideologie werden steeds belangrijker, niet alleen in de politiek. De hele maatschappij verzuilde op basis van godsdienst en levensopvatting. Ook Pieter van Foreest voelde in het district Alkmaar de druk van de confessionele en socialistische partijen. Als dijkgraaf van de Hondsbossche werd Pieter van Foreest tijdens de Eerste Wereldoorlog direct met de moderne arbeidersbeweging geconfronteerd. Dat hij - als zelfbenoemde vriend van de arbeiders - door de vakbond op de korrel werd genomen, trof hem onaangenaam. Mede door de invloed van zijn vriend en rechterhand aan de zeewering H.G.Th. Mann - die hij binnen het DB en de Algemene Vergadering wellicht al teveel ruimte gaf - en 'haviken' als hoogheemraad Donker, kon een conflict niet uitblijven. Dat culmineerde in een maandenlang volgehouden staking in de winter van 1917 op 1918. Tijdens het voortwoekerende arbeidsconflict toonde Van Foreest echter ook hier regelmatig een - alweer typisch liberaal - pragmatisme. De zaak - een in goede staat verkerende Hondsbossche Zeewering - verloor hij niet uit het oog. En zo overlegde hij herhaaldelijk persoonlijk met de voorzitter van de Centrale Bond voor Bouwvakarbeiders om het werk aan de zeewering weer op gang te krijgen. In 1916 leidde dergelijk overleg zelfs tot grote interne 77

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2006 | | pagina 78