Op weg naar het einde De stortvloed bezwaren haalde niets uit. Hoewel er in de vergadering van Provinciale Staten een scherp debat plaatsvond, werd op 21 mei 1919 met 53 tegen drie stemmen besloten tot de oprichting van NHNK. Dijkgraaf Pieter van Foreest opende de Algemene Vergadering van de Hondsbossche van 4 juni 1919 dan ook in mineur "...want het is een treurige gedachte bijeen te komen met een doode voor ogen. Wij zullen er ons bij neer moeten leggen, dat de Staten hebben beslist, dat de oude roemrijke Hondsbossche, die 300 jaar lang trouw zijn plicht heeft gedaan, moet heengaan"142 Er werd weliswaar nog een verzoek aan Koningin Wilhelmina gericht om het besluit van GS tot opheffing van het hoogheemraadschap niet goed te keuren, maar zoals Van Foreest al verwachtte, ging de Kroon daar niet op in.143 De aanstaande opheffing betekende wel dat het Van Foreest werd vergund tot het einde toe dijkgraaf van de Hondsbossche te blijven. Hij was in 1913 - toen al 68 jaar oud - weer voor zes jaar herbenoemd. Op 27 november 1919 speelde herbenoeming weer. Van Foreest besefte heel goed dat indien besloten was tot handhaving van het hoogheemraadschap, hij nooit meer door de Kroon als dijkgraaf zou worden geaccepteerd. Het was echter dwaasheid als er voor de korte tijd die de Hondsbossche restte nog een andere dijkgraaf kwam en hij stelde zich beschikbaar. De Algemene Vergadering wilde hem graag houden en plaatste Van Foreest als nummer één op de voordracht. Op 26 januari 1920 werd de 74-jarige Van Foreest inderdaad herbenoemd als dijkgraaf. Een paar dagen later bevatte de Staatscourant de tijding van de opheffing van het College van de Hondsbossche. De datum waarop die zou ingaan, werd echter nog even open gelaten en Van Foreest concludeerde: "Wij zijn dus als ter dood veroordeelden, die met den strop om den hals loopen en niet weten wemneer hij wordt dichtgehaald" ,144 Tijdens de Algemene Vergadering van 27 mei 1920 bracht hoofdingeland P. Kraakman de bestemming van de zogenaamde preciosa van het hoogheemraadschap ter sprake, zoals de uit 1818 daterende zilveren hens- of hengstbeker, de vlag en de drinkhoorn. Hij stelde voor ze onder te brengen in het Stedelijk Museum van Alkmaar. Ook het door diens weduwe geschonken portret van Cornells van Foreest werd genoemd. Had de dijkgraaf geen interesse? Pieter van Foreest bedankte echter. Ook dat kon beter naar het Stedelijk Museum.145 In de najaarsvergadering deelde Van Foreest echter mede dat dijkgraaf C. Wijdenes Spaans van het nieuwe NHNK hem had bezocht. Het gemeenlandshuis van de Hondsbossche bleef in gebruik als vergaderruimte en Wijdenes Spaans wilde daarom graag de preciosa - inclusief het portret van Cornells van Foreest - behouden. In een vriendelijke brief bevestigde Wijdenes Spaans dit alles nog eens. Die brief had Van Foreest veel goed gedaan, want er bleek uit dat men bij NHNK wel wist dat het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche de zaken altijd heel goed had behartigd. De algemene vergadering besloot hierop alles aan NHNK over te dragen.146 Tijdens de Algemene Vergadering van 25 mei 1921 stond het bestuur stil bij het zilveren jubileum van Pieter van Foreest als dijkgraaf. Plaatsvervangend dijkgraaf J. van Reenen sprak hem toe: "Uw vader heeft den dijk groot gemaakt en bestand tegen de Noordzeestormen. Alle vergaderingen die zijn gehouden sinds U aan het hoofd van het waterschap staat hebben aangename herinneringen achtergelaten. Het werk dat gij in die tijd tot stand hebt kunnen brengen, zal altijd in herinnering blijven.... Spoedig zal het College worden opgeheven. Met U gaat de laatste dijkgraaf van de Hondsbossche heen".147 Als geschenk werd hem een fraai versierde oorkonde aangeboden met een bijbehorend album waarin alle bestuursleden hadden getekend. De ontroerde Van Foreest dankte hartelijk voor de vriendelijke woorden. Terugblikkend merkte hij onder andere op: "Ik heb cd tijd gewen scht een goed Dijkgraaf te zijn, misschien niet altijd een zuinige" Hij eindigde met de woorden: "Ik hoop dat we zullen mogen erkennen, dat het nieuwe College [NHNK] goed werk doet, want het belang van de Hondsbossche gaat ons toch na aan het hart" ,148 Op 16 december 1921 vond dan de laatste Algemene Vergadering van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche plaats, vier dagen voor de officiële opheffing. Van Foreest was in oktober van dat jaar ernstig ziek geweest, weliswaar hersteld, maar niet meer de oude en hij voelde zich op dit voor hem emotionele moment niet in staat "...de woorden te kunnen kiezen, gelijk anders. Hij hoopt dat deze vergadering zal mogen zijn in het belang van den Hondsbossche, voor zoover dit nog mogelijk is"Vice-dijkgraaf Van Reenen nam daarom het voorzitterschap over. Fater in de vergadering liet Van Foreest 73 Comelis van Foreest. Dit portret werd na zijn dood door de douairière Van Foreest aan de Hondsbossche geschonken. Olieverfschilderij door J.H. Neuman, 1876. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Edam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2006 | | pagina 74