rijp te maken voor de oprichting van een groot waterschap
voor het beheer van de Waterlandse Zeedijk. Aan het einde
van die maand ging de VOLHN nog veel verder. De algemene
vergadering verklaarde zich tot voorstander van het idee om het
dijkbeheer in Noord-Holland in één hand te concentreren.1,7
Pieter van Foreest mengde zich in het najaar van 1918 luid
en duidelijk in de discussie binnen de VOLHN. Die belegde
op 17 september 1918 te Alkmaar een speciale vergadering
over de waterschapskwestie. De bijeenkomst werd ingeleid
door prof. M.F. Visser uit Amsterdam en later Wageningen.
Hij steunde de oprichting van één hoogheemraadschap voor
heel Noord-Holland, maar vond niet dat dit ook nog de tweede
waterkeringen moest overnemen. Pieter van Foreest nam
een heel ander standpunt in. Hij had geen goed woord voor
de plannen van de provincie over. Toen hij de stukken van
de provincie in handen kreeg voelde hij zich "...vanuit ons
goede N. Holland .overgeplaatst in een staat, gelijk aan
Rusland, waar de Bolsjewiki met één pennestreek de heele
boel veranderen" .ns Het argument van GS dat alles in één
hand moest komen om het toezicht te verbeteren deugde niet.
Provinciale Waterstaat had altijd dat toezicht al, maar er nooit
werk van gemaakt. Natuurlijk was het zaak de dijken zo sterk
mogelijk te maken. Maar als men de ingenieurs vrij baan gaf
kwamen die vast en zeker met plannen die veel omslachtiger en
miljoenen duurder waren dan nodig. Hoe moest dat verder met
NHNK gaan? Dijkgraaf en hoogheemraden zouden tegenover
een reusachtige staf van ambtenaren komen te staan, die kregen
de macht en zuinigheid kon men daar niet van verwachten.
De regeling van de watersnoodlasten deugde eveneens van
geen kanten. Langs de Noord-Hollandse Zuiderzeekust van
Amsterdam tot Naarden had de storm ook grote schade
aangericht. Daar nam de provincie echter de kosten op zich,
terwijl in het Noorderkwartier de boeren het via NHNK
moesten opbrengen. Van Foreest besloot met de indiening van
een motie waarin de vergadering werd verzocht zich tegen het
plan van GS uit te spreken. De zaal reageerde met krachtig
applaus.139
Aanneming van deze motie werd echter door B.W.
Binnendijk, lid van Provinciale Staten, prof. Visser, Wijdenes
Spaans en anderen sterk afgeraden. GS zouden zich er
niets van aantrekken. Van Foreest trok hem daarop in. Prof.
Visser herhaalde nog eens dat meer en beter toezicht alleen
onvoldoende was. Er moest beheer in één hand komen met
wetenschappelijk gevormd personeel. Na hem voerden nog
diverse andere sprekers het woord. De vergadering besloot
uiteindelijk een commissie in te stellen die het ontwerp-
reglement van bestuur voor NHNK moest beoordelen. Van
Foreest was een van de zeven leden. Naast hem komen we
onder meer de al genoemde prof. Visser en D. Kooiman,
burgemeester van Wormer, lid van Provinciale Staten en
voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
tegen. In haar rapport onderschreef de commissie nog eens de
uitspraak van de algemene vergadering van de VOLHN van
26 november 1917. Het voorstel om hetzelfde te bereiken door
verbetering van het toezicht leidde volgens de commissie tot
een schijnbeheer van de dijken door de oude waterschappen.
Achter de schermen zou Provinciale Waterstaat het dan immers
volledig voor het zeggen krijgen.140
De commissie koos dus in feite voor NHNK, maar vond
wel dat GS daarbij niet consequent waren. Het denkbeeld
'beheer in één hand' was namelijk geheel in strijd met het
voorbehoud 'voorzover niet aan Rijk en provincie opgedragen'.
Als voorbeeld wees de commissie op de Hondsbossche
Zeewering. Die kwam in beheer bij NHNK, maar de duinen
aan de zuidkant en de Pettemer Zeewering aan de noordzijde
niet. Dat was onzinnig. Daarom meende de commissie dat
NHNK zich moest gaan uitstrekken over de hele provincie,
inclusief het gebied ten zuiden van het Noordzeekanaal en de
Waddeneilanden Texel, Vlieland en Terschelling, die destijds
nog bij Noord-Holland hoorden. Met andere woorden: ook
Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat moesten de door
hun beheerde zeedijken en duinenkust aan NHNK overdragen.
Op die manier verkreeg men meteen een waterschap dat in
de toekomst het beheer van de verschillende boezems kon
overnemen en stroomlijnen.141
Of Van Foreest zich geheel en al in de conclusies van de
commissie van de VOLHN kon vinden, is sterk de vraag. Uit
het rapport blijkt ook dat de commissie het intern niet op alle
punten eens was. Maar de grote winst was natuurlijk dat óók de
invloedrijke VOLHN het plan van GS afwees.
72
D. Kooiman. Als burgemeester van Wormer kreeg hij te maken met de
overstroming van 1916. Kooiman was een groot kenner van het waterschaps
recht en speelde - nadat hij in 1917 in Provinciale Staten was gekozen - een
belangrijke rol in de aanloop naar de oprichting van NHNK. Kooiman werd
hoogheemraad, vice-dijkgraaf en dijkgraaf (1939-1940) van het nieuwe
hoogheemraadschap. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Edam.