dus omhoog en daardoor werd aanpassing van die totaal
verouderde lastenverdeling urgent. Dit kon natuurlijk ook
met een herziening van het reglement van bestuur voor de
Hondsbossche worden bereikt. Dan zou echter blijken dat
het gebied dat aan de Hondsbossche zou gaan betalen bijna
hetzelfde was als dat wat belang had bij de Zuiderzeedijken.
Kortom, een zodanig gereorganiseerd Hoogheemraadschap
van de Hondsbossche viel bijna samen met het nieuwe NHNK
en daarom lag opheffing van de Hondsbossche voor de hand.
Op die manier konden meteen grote schaalvoordelen worden
behaald op de terreinen van de technische leiding en de
administratie.1,4
Het zal duidelijk zijn dat dit alles dijkgraaf Pieter van
Foreest en de rest van het DB rauw op het dak viel. Men
boog zich op 21 augustus over de voorstellen van GS. De
verontwaardiging was groot. Na een uitgebreide discussie
werd besloten tot het beleggen van een vergadering van de
dijkgraven van alle betrokken waterschappen. Daar moest "een
sterke strooming tot verzet" tegen de plannen van GS worden
opgewekt. Bovendien belegde het DB een buitengewone
Algemene Vergadering van de Hondsbossche zelf.135
Omdat het gemeenlandshuis door mijnexplosies was
beschadigd, vond die vergadering in Alkmaar plaats.
Alle stukken van de provincie waren van tevoren aan de
hoofdingelanden toegezonden. Dijkgraaf Van Foreest
hield het ontwerp-reglement van bestuur voor NHNK
buiten de discussie, dat was voor de Hondsbossche verder
niet van belang. Het lag echter anders met de 'Nota van
toelichting'. Daar stonden aperte onwaarheden in, vond
Van Foreest. Hij ergerde zich met name aan de passage
waarin werd beweerd dat er op korte termijn grote en
kostbare reconstructiewerkzaamheden nodig waren. Met
andere woorden: het hoogheemraadschap had de zeewering
verwaarloosd. Van Foreest stelde ronduit: "wij kunnen trotsch
zijn op onze werken, waarvan de plannen indertijd door
een der vorige dijkgraven [Cornelis van Foreestwerden
ontworpen. Schade van eenige beteekenis had aan onzen dijk
nimmer plaats" F6 De provincie wierp niet verdiende blaam
op het hoogheemraadschap. Dat door het steiler worden van de
onderzeese oever het onderhoud van de hoofden duur uitviel,
was niet de schuld van de Hondsbossche, maar van de provincie
zelf. Die bleef in gebreke bij de aanleg van hoofden ten zuiden
van Camperduin. De hogere materiaal- en loonkosten kon men
toch ook moeilijk het hoogheemraadschap verwijten. Het viel
ten slotte te vrezen dat het nieuwe, grote en bureaucratische
NHNK nog veel duurder zou zijn. Nee, het was Van Foreest
wel duidelijk. De provincie was op zoek gegaan naar de
voor het herstel en de verzwaring van de Zuiderzeedijken
benodigde 20 miljoen gulden en NHNK was het antwoord
op dat probleem. Kortom, het ging gewoon om geld en de
Hondsbossche was geheel onverdiend het kind van de rekening.
De hoofdingelanden was dit alles uit het hart gegrepen en zij
besloten een krachtig protest tegen de opheffing te laten horen.
De VOLHN en de waterschapsconcentratie
De Hondsbossche stond met dat protest niet alleen. Het
regende bezwaren, ook van organisaties als de Vereeniging tot
Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier,
de VOLHN. Zoals we gezien hebben, was Pieter van Foreest
binnen de VOLHN een autoriteit. Reeds in november 1917
poogde de VOLHN tevergeefs de Waterlandse waterschappen
71
C. Wijdenes Spaans Jr. Hij maakte als burgemeester-secretaris van Anna Paulowna de overstroming van zijn gemeente tijdens de watersnood van 1916 mee. In
oktober 1916 werd hij dijkgraaf van de Anna Paulownapolder en hij was bovendien de eerste dijkgraaf van het nieuwe NHNK. Dit glas in lood raam bevindt zich
in de gang van het voormalige kantoor van NHNK aan de Kennemerstraatweg in Alkmaar. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Edam.