Hoog bezoek: de 'Koninklijke Prins'
Hoofdingeland mr. H.P.M. Kraakman kwam in de Algemene
Vergadering van 28 november 1901 met het volgende
voorstel:
"...de Koninklijke Prins, die toont belang te stellen in
zaken van algemeen nut, zoude ook zeker onze zeewering
met welgevallen aanschouwen. Spreker hoopt zich niet aan
vermetelheid schuldig te maken, wanneer hij het Dagelijks
Bestuur in overweging geeft, het plan eens te overdenken, om
zijne Koninklijke Hoogheid tot een bezoek uit te noodigen".43
Kraakman doelde natuurlijk op Prins Hendrik, die op
7 februari van dat jaar in het huwelijk was getreden met
Koningin Wilhelmina. Van Foreest zegde toe eens te polsen.
Dat liep nu nog op niets uit, maar acht jaar later, in 1909,
kwam Prins Hendrik dan toch naar de Hondsbossche
Zeewering:
"Op den 28sten Maart viel ons de eer te beurt, dat Zijne
K.H. Prins Hendrik een bezoek bracht aan onze werken.
Z.K.H., door den Dijkgraaf en den Hoofdopzichter rondge
leid, bezag de werken met groote belangstelling en liet zich
op tal van bijzonderheden inlichten. Ter herinnering aan zijn
bezoek vereerde Hij ons register van bezoekers met zijne
handteekening".44
vier kinderen, drie dochters en een zoon.
In 1900 kreeg Mann toestemming om ook het ambt van
opzichter van de polder Het Koegras op zich te nemen en van
eind november 1911 tot eind augustus 1919 was hij tevens
wethouder, en van april t/m juni 1918 waarnemend burgemeester
van de gemeente Zijpe. Uit de notulen van de vergaderingen van
B en W komt Mann naar voren als een harde, gezagsgetrouwe
man. Dat beeld wordt bevestigd door zijn optreden tijdens
de arbeidsonrust waarmee het hoogheemraadschap tijdens de
Eerste Wereldoorlog te maken kreeg. Mann deed ook allerlei
advieswerk voor andere waterschappen. Zo vroeg J. van
Reenen, hoogheemraad van de Hondsbossche en dijkgraaf van
diverse polders rond Bergen, hem in 1912 om raad inzake de
verbetering van een kade langs een nieuwe vaarweg naar dat
dorp. Mann publiceerde in 1921 de kleine studie de Bedijking
van den polder her Koegras in 1817 en de aanleg van her
Groot Noordhollandsch Kanaal. Hetzelfde jaar werd het
Hoogheemraadschap van de Hondsbosche opgeheven en kreeg
de 71-jarige Mann eervol ontslag en een goed pensioen. Hij
verhuisde in 1922 naar Alkmaar waar hij in 1934 overleed.
Mann werd eerst bijgestaan door twee opzichters, de al even
genoemde Van Balen Blanken en Pieter Bakker (1838-1922).
Bakker kwam in 1872 in dienst en was nauw betrokken bij de
totale reconstructie van de Hondsbossche Zeewering volgens
het plan van Cornells van Foreest. In 1887 vertrok hij om
hoofdopzichter van Drechterland te worden.48 Het bestuur van
de Hondsbossche vond toen dat één opzichter voldoende was
en zo bleef Van Balen Blanken alleen over. Toen hij in 1908 een
kwart eeuw in dienst was, ontving hij de hartelijke felicitaties
van het DB. Hoofdingeland K. Cz. de Boer noemde dat tijdens
de Algemene Vergadering in de lente van dat jaar correct, maar
voegde toe: ''Het is evenwel bekend dat van Balen's levensweg
nier altijd even zonnig was, laat ons iets minder platonisch
te werk gaan en onze belangstelling tonen door hem b.v. een
geschenk in geld ter hand te stellen"Daar was iedereen het
mee eens en besloten werd hem 100 gulden te geven. Men
overhandigde Van Balen Blanken dat bedrag tijdens het diner
na afloop van de vergadering.49 Desondanks kwam enkele jaren
later, in 1913, de door Van Balen Blanken bekleedde functie ter
54
Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik na hun verloving in wandelkostuum,
oktober 1900. Overgenomen uit Herinneringsalbum.
P
Oplichter Van Balen Blanken met zijn echtgenote. Collectie mevrouw
A.M. Sclienk-Eriks.