Ontploffende mijnen op de zeewering
Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontploften geregeld mijnen op
de Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Van augustus 1914
tot februari 1918 spoelden in totaal 4.153 mijnen aan op de
Nederlandse kust, 3.325 Engelse, 301 Duitse, 80 Franse en
447 onbekend. Gelukkig ontploften de meeste niet, maar in
het voorjaar van 1916 leidde de explosie van een mijn op de
glooiing van de zeewering tot flinke schade aan het hervormde
kerkje van Petten. Op 2 september 1918 was het weer raak
getuige een die dag door hoofdopzichter Mann aan secretaris
Teengs gezonden telegram:
"Hedennacht 3 mijnen op zeewering gesprongen aan werken
geen belangrijke schade in gemeene landshuis en andere wo
ningen nagenoeg alle glasruiten gebroken schade belangrijk
vergaderen in gemeene landshuis onmogelijk Mann".37
Later dat jaar explodeerde er nog een keer een zeemijn. In de
Algemene Vergadering van 4 juni 1919 deed voorzitter Van
Foreest verslag:
"Vlak voor het Gemeenlandshuis is een mijn ontploft, waar
door alle ramen in het gebouw sprongen, een deur scheurde
en de trap werd ontzet. Omdat het winter was, werd de schade
niet direct hersteld, maar werd de boel dichtgespijkerd. Bij de
grasverpachting werden er drie ruiten weer ingezet, maar deze
zijn een week later door een volgende mijnontploffing weer
gesprongen. Thans is alle mijnschade hersteld".38
er nog een bode en een kastelein, die de scepter zwaaide in het
gemeenlandshuis. Sinds 1868 waren beide posten in handen
van D. Schenk. Hij werd op 1 mei 1896 opgevolgd door P.
Heslinga, gemeenteveldwachter te Jisp. Heslinga was de
allerlaatste kastelein-bode van de Hondsbossche; hij overleed
op 3 december 1921, luttele weken voor de opheffing van het
hoogheemraadschap.
De technische staf
De technische leiding was in handen van de hoofdopzichter, zeg
maar de bedrijfsleider. In 1862 kreeg C J. Bollée deze post, die
toen reeds jaren als onderopzichter werkzaam was. Hij volgde
de bejaarde en met een verzwakte gezondheid kampende T. van
Asperen op. Van Asperen was tevens burgemeester van Petten
en ook dat ambt ging over op Bollée. Die bedankte weliswaar
in 1875 na een conflict met de gemeenteraad als burgemeester,
maar hij bleef tot zijn dood op 16 mei 1884 hoofdopzichter. Het
DB stelde in zijn plaats H.G.Th. Mann aan. Die werd bijgestaan
door opzichter M.D. van Balen Blanken, die in 1883 in dienst
was gekomen. In Van Balen Blanken had men een opzichter
gevonden die praktisch goed was, maar ook theoretisch
voldoende onderlegd.46
Mann nam een spilfunctie binnen het hoogheemraadschap
in. Hij had de leiding over de uitvoering van de
onderhoudswerken en was de rechterhand van het DB aan de
zeewering. Het is daarom goed iets langer bij Mann stil te staan.
Hendrik Godfried Theodoor Mann werd op 21 september 1850
geboren in het Friese Workum, waar zijn vader notaris was.47
Vader overleed echter na een ongeluk op vrij jonge leeftijd en
liet zijn vrouw en zeven kinderen matig verzorgd achter. Mann
volgde een opleiding tot timmerman en molenmaker en werd
op zijn 20e opzichter bij Rijkswaterstaat in het district Alkmaar.
Na zijn benoeming tot hoofdopzichter van de Hondsbossche
in 1884 trok hij in bij kastelein-bode Schenk in het
gemeenlandshuis. Een jaar later huwde Mann met de in 1858 in
Berkhout geboren Adriana Berendina Houtsmuller. Getuige was
onder meer Manns jongere broer Johannes Christiaan uit Den
Helder, ook opzichter van de Waterstaat. Het echtpaar Mann
betrok een woning in de Hazepolder (gemeente Zijpe) en kreeg
53
Zeemijnen op het strand bij Bergen aan Zee, 1917!1918. Regionaal Archief
Alkmaar, familiearchief Van Re enen