Architect A.H.D. Rups35 August Hendrik Dirk Rups werd op 13 november 1849 ge boren in Nijmegen. Na zijn aanstelling tot architect van US vestigde hij zich in mei 1877 in Edam, komende vanuit Am sterdam. Hij trouwde hetzelfde jaar op 19 juni met Cornelia Roller, geboren te Zevenhuizen in 1850. Het echtpaar vestigde zich aan de Schepenmakersdijk in de dienstwoning voor de architect van US. Ze hadden een dienstbode. Eind november 1880 werd zoon Johan George geboren, begin april 1883 Au gust Louis. Op 1 augustus van dat jaar kwam vanuit Rotter dam Rijmpje Bos, de in 1811 geboren moeder van Rups, bij het jonge gezin inwonen. In 1888 woonde opzichter Jacob van Rooyen (geboren Waddinxveen 1865) ook een maand of vijf a zes bij de familie Rups in. Op 2 januari 1892 overleed echtgenote Cornelia, waarna er huishoudsters kwamen, tot Rups vermoedelijk eind 1899 hertrouwde met Hermina van Nooten Hoola (geboren Loe- nersloot 1847). Zoon August vertrok in 1901 naar Zaandam, zijn broer Johan ging drie jaar later naar Amsterdam. A.H.D. Rups overleed op 28 mei 1905 aan een zenuwziekte, waarvoor hij in Leiden verpleegd werd. Zijn tweede vrouw Hermina vertrok eind oktober 1905 uit Edam naar Amsterdam. Zij bewoonde immers een dienstwoning en moest plaatsmaken voor de opvolger van haar man, Johannes Eduard van Niftrik (geboren 1865), die op 1 november het pand van US aan de Schepenmakersdijk betrok. Johannes was overigens als hoofdopzichter betrokken bij de bouw van de Wilhelminasluis waarvan zijn broer J.G. van Niftrik en Rups de bouwmeesters waren. Als zodanig staat het drietal vermeld op een bronzen plaquette in de sluiskolk. dat eerder al was vastgesteld over te gaan tot boezembemaling. Hij refereerde daarmee aan de besluitvorming rond het plan- Rups uit 1903, dat alleen om financiële redenen terzijde was gelegd. Bovendien was boezembemaling een algemeen belang. Alle polders die op de boezem loosden hadden er voordeel van omdat hoge waterstanden minder vaak voor zouden komen. De poldergemalen hoefden het water bij een betere beheersing van de boezem ook minder hoog op te pompen en dat leverde een kostenbesparing op.31 Maar Van Foreest kon de meerderheid van de hoofdinge landen niet overtuigen. Een groep, onder leiding van de hoofdingeland van de Purmer en latere dijkgraaf W.J. Kernkamp, vond dat het probleem was opgelost als de polders met te lage kaden die afdoende verhoogden. Bovendien kwamen waterstanden ter hoogte van NAP - waarbij het stopsein uitging - de laatste jaren nog maar zelden voor en bij zeer zware regenval en hoge zee boden ook elektrische gemalen geen uitkomst. Personeel en pensioenperikelen Filantropie? In de loop van 1894 werd er in het dagelijks bestuur van US over gesproken "om aan de architect en de werklieden in vasten dienst van het hoogheemraadschap een pensioen op 65 jarigen leeftijd te verzekeren"Daar werd verschillend over gedacht en bovendien was er de vraag of de pensionering wel of niet uitgebreid moest worden tot de overige beambten van US, de seingevers en de seinopzichters. De voorganger van Rups, architect P. de Leeuw, kreeg sinds zijn afscheid in 1877 een jaarlijks 'pensioen' van 500 gulden zonder dat US daarvoor verzekerd was. Na zijn overlijden werd overigens deze uitkering stopgezet. Twee van de acht vaste werklieden van de timmerwerf in Edam waren in 1894 al te oud om tot een pensioenverzekering toegelaten te worden. Voor de andere zes zou de premie circa 250 gulden per jaar gaan bedragen, waarvan de arbeiders zelf 40 gulden moesten opbrengen. Architect Rups was 45 jaar oud in 1894; men wilde hem verzekeren voor een pensioen van 520 gulden per jaar op 65-jarige leeftijd en een uitkering van 1.000 gulden ineens aan de nabestaanden bij zijn overlijden. De twee te oude werklieden zouden van US vanaf hun 65e tot hun overlijden vier gulden per week krijgen; bij hun overlijden ontvingen de nabestaanden 400 gulden ineens. Op 24 mei 1895 kwam deze zaak weer ter sprake in de Algemene Vergadering. De hoofdingeland van het Geestmerambacht, W. Schermerhorn uit St. Maarten, was tegen de pensioenverzekering voor het personeel: US moest zo'n "zuiverphilantropischen maatregel niet in het leven roepen Hoogheemraad Pieter van Foreest daarentegen verklaarde zich "met kracht voor een pensioenregeling.33 Het pensioenvraagstuk werd bijzonder actueel toen op 14 november 1895 secretaris mr. F.F. Karseboom overleed. US betaalde zijn salaris tot het einde van het jaar aan de nabestaanden door. Pieter van Foreest werd waarnemend secretaris. Een paar maanden later overleed ook penningmeester A.P. Burger. Zijn weduwe kreeg, nadat ze had laten weten in tamelijk moeilijke omstandigheden te verkeren, tot wederopzegging - stel dat ze hertrouwde - een jaarlijkse gratificatie van 100 gulden. Het voorstel was 150 gulden, maar dat werd met 11 tegen zes weggestemd; Pieter van Foreest was voor. In mei 1896 werd het DB-voorstel inzake de pensioenverzekering met negen tegen acht stemmen door de hoofdingelanden aangenomen, nipt dus. Hoofdingeland W. Duyn (ook al Geestmerambacht) was een van de tegenstemmers. Zijn bezwaar, opgetekend door Van Foreest als waarnemend secretaris, luidde als volgt: "Het gaat den landbouwers, die toch degenen zijn door wie de jaarlijksche uitgaven moeten worden opgebracht zoo slecht, en voor dien stand is geen pensioen verzekering mogelijk, zoodat hij tegen iedere uitgave voor deze zaak is" ,34 40 A.H.D. Rups, architect van US. Stichting Iconographisch Bureau, Den Haag.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2006 | | pagina 41