aan elkaar werden gekoppeld. Dan moesten er hoe dan ook meer
gemalen komen om een verslechtering van de waterhuishouding
in West-Friesland te voorkomen.27
De opvolger van de in 1905 overleden Rups, architect Van
Niftrik, was niet tegen het voorstel om de sluisjes weg te halen
en de twee boezems te koppelen, maar wees er wel op dat de
waterstand op de Schermerboezem 's winters gemiddeld 17,5
centimeter en 's zomers 11,5 centimeter hoger was dan die op de
Raaksmaatsboezem. Met toepassing van elektrische bemaling
zou gemeenmaking van de boezems echter goed mogelijk
worden. Bovendien zouden de kosten niet alleen voor US zijn.
Dat sprak aan en dus kreeg Technisch Adviesbureau Van Gendt
te Nijmegen op 27 november 1915 opdracht om een "voorlopig
onderzoek te doen naar de kosten van electrische bemaling van
de Schermerboezem"Op 3 december werd reeds een eerste
rapport hierover besproken, wat leidde tot het besluit om het
onderzoek voort te zetten. De Kanaalvereeniging hield ook druk
op de ketel en stelde eind december 1915 aan de provincie voor
om de scheiding tussen Schermer- en Raaksmaatsboezem op te
heffen.28 De stormvloed van januari 1916 deed de hele discussie
echter voorlopig verstommen.
De watersnood van januari 1916
Tijdens een zware storm in de nacht van 13 op 14 januari 1916
werd het water in de Zuiderzee tot grote hoogte opgestuwd.
Door aanhoudende regenval tijdens de dagen ervoor waren
de dijken al helemaal doorweekt en verzwakt. De Amsteldijk
van de Anna Paulownapolder bezweek onder de druk van het
zeewater en in een paar dagen kwam de polder onder water te
staan. Ook de Waterlandse Zeedijk brak. Heel Waterland en
de oostkant van de Zaanstreek overstroomden. Mensen en vee
werden snel geëvacueerd en in de hervormde kerken van Edam
en Monnickendam werden koeien en paarden gestald waarbij
wel het vee van de katholieke boeren uit de hervormde kerken
werd geweerd.29
Architect Van Niftrik van US was tijdens en na de stormvloed
druk in de weer om de schade zoveel mogelijk te beperken. De
kanalen die deel uitmaakten van de Schermerboezem liepen vol
met zeewater. Het peil liep gevaarlijk hoog op. Om te voorkomen
dat het binnengekomen zeewater zich noordwaarts verspreidde,
werden diverse sluizen afgedamd. Toen de doorbraken eenmaal
gesloten waren, moest het overstromingswater op een ordelijke
manier worden geloosd. Het leverde het bestuur van US en
architect Van Niftrik allemaal veel werk op.
Opnieuw elektrische bemaling
Nadat de gevolgen van de dijkdoorbraken onder controle waren
gebracht, kwam elektrische bemaling van de Schermerboezem
weer aan de orde. Architect Van Niftrik presenteerde in oktober
1916 een uitgewerkt plan waarin de bouw van een elektrisch
gemaal bij Schardam werd voorgesteld. US was ondertussen
in mei 1916 ook ingegaan op een aanbod van de Kennemer
Electriciteits Maatschappij. Die was bereid gratis en zonder
verplichting een uitgewerkt plan te laten opstellen voor
elektrische bemaling van de boezem. Najaar 1917 kwam dit
door een Haags ingenieursbureau opgestelde plan gereed. De
conclusie was dat er twee elektrische gemalen nodig waren: een
grote bij Schardam en een kleiner bij Nauerna.30
In november 1917 vergaderden de hoofdingelanden over het
vraagstuk. Er lagen toen dus twee rapporten die in grote lijnen
overeenkwamen. Pieter van Foreest stelde zich op het standpunt
Van Foreest en de droogmaking van het
Alkmaardermeer
Eind 1911 vroegen Pieter van Foreest, J.F. Moens van
het Landbouwcrediet, hoofdopzichter Mann van het
Hoogheemraadschap van de Hondsbossche, en de
Alkmaarse industrieel mr. W.C. Bosman een concessie aan
tot drooglegging van een gedeelte van het Alkmaardermeer.
Het betrof de Deilings, het oostelijk deel onder de gemeente
Akersloot met een oppervlakte van ongeveer 170 hectaren.
Van Foreest cum suis wezen erop dat de belangen van de
omliggende polders - hun dijkjes hadden bij storm zwaar te
lijden - en de scheepvaart zeer bij hun plan waren gediend.
Verder leverde het een flink stuk vruchtbaar land op. Bij US
liet vice-dijkgraaf K. Kaaskoper architect Van Niftrik een
rapport over de effecten van de droogmaking opstellen. Van
Niftrik berekende dat inpoldering van de Deilings de toch
al krappe Schermerboezem met 8,5 procent zou verkleinen.
Om dat te compenseren was een extra spuigelegenheid
nodig van 64.000 kubieke meter per uur. Hij opperde
daarom van de concessiehouders de bouw van een tweede
duikersluis bij Nauerna te eisen. In mei 1912 stelde Van
Foreest de hoofdingelanden van de stand van zaken op de
hoogte. De aanvraag was bij de griffie van GS ter inzage
gelegd met oproep bezwaarschriften in te dienen. Het
DB van US had GS inmiddels laten weten geen bezwaar
te hebben mits er schadeloosstelling voor het gemis aan
waterberging volgde. Minister Lely zag het echter anders.
Hij wees de aanvraag van Pieter van Foreest cum suis in
1913 af en het Alkmaardermeer bleef water.32
39
W.C. Bosman was een van de drie vennoten van Pieter van Foreest in het
project tot droogmaking van een gedeelte van Alkmaardermeer. Beide
heren kenden elkaar onder andere van Landbouwcrediet, waarvan
Bosman ook commissaris was. Regionaal Archief Alkmaar.