Klachten en plannen
De klachten over hoge waterstanden hielden aan, maar wat te
doen? De hiervoor door de 34 polders voorgestelde optie - iedere
seingever het recht geven om bij AP het stopsein uit te laten
gaan - had meer na- dan voordelen. Om te beginnen zou dan
veel vaker het stopsein gelden, waardoor misschien een enkele
polder met lage kaden was geholpen, maar verder iedereen met
zijn water bleef zitten met alle gevolgen van dien. Het mooiste
zou het natuurlijk zijn als de hele peilbemaling afgeschaft kon
worden. Om dat mogelijk te maken dienden echter vele polders
hun dijken te verzwaren en te verhogen. Bovendien moest
men er dan van verzekerd zijn altijd voldoende water op het
Noordzeekanaal te kunnen spuien. Het peil op het kanaal werd
echter afgestemd op de belangen van de scheepvaart en dus veel
hoger gehouden dan het door US voorgestane AP -0,5 m. Een
andere mogelijkheid was bemaling van de Schermerboezem
door stoomgemalen zodat men ook bij hoog peil in het
Noordzeekanaal en vloed op zee nog water lozen kon. Over
de bouw van gemalen werd reeds sinds 1858 gesproken, maar
het was er steeds niet van gekomen, vooral vanwege de hoge
kosten. Desondanks kreeg architect Rups in mei 1895 opdracht
opnieuw stoombemaling te onderzoeken. Hoe kon dat het beste
gerealiseerd worden? Dus niet of en zo ja, hoe?, maar meteen
hoe!23
Rups nam de tijd; twee jaar later, op 28 mei 1897,
presenteerde hij zijn eindrapport in de Algemene Vergadering.
Pieter van Foreest was wegens familieomstandigheden - het
overlijden van zijn oom Hendrik Albert? - afwezig. Rups stelde
voor om stoomgemalen te bouwen in Schardam, Monnickendam,
Nauerna en Anna Paulowna. Daar was anderhalf miljoen gulden
mee gemoeid alsmede 30.000 gulden exploitatiekosten per jaar.
De Algemene Vergadering besloot eenstemmig het plan tot
stoombemaling voorlopig te laten rusten. De belangrijkste reden
was dat er de laatste jaren niet de geringste wateroverlast was
geweest.24
In februari 1900 was het echter weer eens erg nat, wat tot vele
klachten leidde. De inmiddels tot dijkgraaf benoemde Pieter van
Foreest en de hoogheemraden bespraken de kwestie uitvoerig.
Peilverlaging tot het inmiddels tot Normaal Amsterdams Peil
(NAP) verbeterde AP was geen echte oplossing, evenmin als
verhoging van de polderkaden.25 Daarmee waren immers degenen
die op de zogenaamde boezemlanden - buiten de polderdijken
gelegen stroken grond langs de kanalen - woonden niet geholpen.
Architect Rups opperde daar dan een kade om te leggen, met
financiële steun van US. Zover wilden de bestuurders echter niet
gaan. Nieuwe onderzoeken volgden. In 1902 werd vastgesteld dat
verbetering van de peilbemaling echt onvoldoende mogelijkheden
bood om de boezem beter in de hand te krijgen. Rups kreeg
opdracht om een plan voor de bouw van een stoomgemaal te
Schardam te maken. Dat werd in 1903 gepresenteerd. De
hoofdingelanden wilden wel, maar er werd wel gerekend op
stevige financiële steun van het Rijk en de Provincie. Toen bleek
dat die niet mee wilden betalen, kwam ook dit plan in de kast
terecht.26
Electrische bemaling
De nieuwe techniek van met elektromotoren uitgeruste gemalen
bood interessante mogelijkheden. Die waren goedkoper, de
bedrijfszekerheid was beter en voor de bediening was veel
minder personeel nodig. Elektrische gemalen kwamen voor
37
Het door architect Rups ontworpen schepradstoomgemaal van de Raaksmaatsboezem bij Aartswoud, capaciteit 600 kubieke meter water per minuut. Dit gemaal
werd in 1960 vervangen door het nieuwe gemaal De Waakzaamheid bij Lutjewinkel en daarna gesloopt. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Edam.