Deze geheel eigen en originele stijl deed echter geen afbreuk
aan de algemene erkenning van de deskundigheid van Pieter van
Foreest op de terreinen van de waterstaat en de landbouw. De
Haagse Post publiceerde in de rubriek 'Uit het Mondaine Leven'
op 1 januari 1916 een flink artikel over Pieter van Foreest ter
gelegenheid van zijn 70e verjaardag. We lezen: "...en Jhr. Mr. P.
van Foreest is een van die Kamerleden, aan wien steeds volle
aandacht geschonken wordt, omdat men weet, dat wanneer hij
spreekt of adviseert, hij zich alleen bemoeit met zaken waar hij
verstand van heeft en omdat men zeker kan zijn, dat hij daar
ook veel verstand van heeft en een rijke ervaring"De Haagse
Post vervolgde met een uitspraak van collega-kamerlid en
vriend mr. W.H. de Beaufort: Wat was Van Foreests levenstaak?
"De bevordering van de belangen van den landbouw en van de
gewichtige waterschappen die hij, voort zettende de taak van vele
leden uit zijn voorgeslacht, heeft te besturen"12
Het Algemeen Handelsblad typeerde Van Foreest in 1922 na
zijn overlijden als volgt:
"Een figuur was hij deze 'landjonker', veeboer en dijkgraaf, maar
edelman ook, vertegenwoordiger van een onzer oude Hollandsche
geslachten. Een figuur van ruige gemoedelijkheid en stevig
gezond verstand. .Om decorum gaf hij niets. ...Maar hij was een
geduchte kracht in zake waterstaat. Hoe duur er in die afdeling
gewerkt werd, toonde hij al dadelijk aan bij de eerste begroting
die hij te bekijken kreeg, in 1903. Doch pas in [december] 1904
kwam hij goed los. Tegenover het systeem van Minister Oyens
- bezuinigen door een aantal werken niet uit te voeren - stelde hij
het zijne: bezuinigen door alle werken zoo goedkoop mogelijk
uit te voeren. ...Nooit nadien hebben wij een zoo interessante
behandeling van Waterstaat bijgewoond. Ze duurde dan ook vier en
een halven dag! .En bij al die ruigheid en ongeneerdheid bleef de
heer Van Foreest altijd kalm en wellevend. Zijn critiek kon forsch
zijn en scherp; grof werd ze nooit".13
De laatste ronde
Bij de laatste verkiezing in het district Alkmaar, op 5 juni 1917,
werd het zittende kamerlid Van Foreest bij enkele kandidaat
stelling gekozen verklaard. Toen was de grondwetswijziging die
het algemeen kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging
als wens van links en de gelijkschakeling van het bijzonder met
het algemeen onderwijs als wens van de confessionele partijen
mogelijk maakte, reeds voor de eerste keer aanvaard. Een
grondwetswijziging moet echter twee keer door het parlement,
en wel na nieuwe verkiezingen. Na definitieve goedkeuring van de
grondwetswijziging waren dan weer verkiezingen nodig op de
nieuwe grondslagen. Daarom zagen de partijen in 1917 van het
voeren van campagnes af. De Tweede Kamer kwam op deze manier
terug in dezelfde samenstelling en nam de gewijzigde grondwet
aan. In 1918 volgden de eerste verkiezingen met algemeen
kiesrecht voor mannen en evenredige vertegenwoordiging in
plaats van het oude districtenstelsel. Maar liefst 21 partijen
presenteerden zich. Pieter van Foreest stond helemaal onderaan
op de lijst van de Oud-Liberalen. Ondanks de in Alkmaar op hem
uitgebrachte voorkeurstemmen behaalde hij geen zetel. Daarmee
kwam na 15 jaar een einde aan zijn kamerlidmaatschap. Wel kon
hij op 12 maart 1918 nog in de Kamer het woord voeren over het
wetsontwerp tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee van
minister Cornells Lely. Van Foreest steunde in een geestdriftige
speech Lely's voorstel van harte. Logisch, want hij was al jaren
actief betrokken bij de Zuiderzeevereeniging.14
Zuiderzeevereeniging en Zuiderzeeraad
De Gewapend-Beton Commissie
In de tweede helft van de 19e eeuw werd het ene na het andere
plan gelanceerd voor de afsluiting en droogmaking van de
Zuiderzee. Er ontstond al spoedig de nodige verwarring in de
discussie over dit onderwerp omdat de schaal van de plannen
en de nagestreefde doelen sterk uiteen liepen. Bovendien was er
niet zoveel bekend over de bodemgesteldheid en de stromingen
in het Zuiderzeebekken. Kortom, een integraal onderzoek naar
het vraagstuk was dringend gewenst. Dit leidde in 1886 tot de
oprichting van de Zuiderzeevereeniging. Deze stelde zich tot
taak een goed technisch en financieel onderzoek uit te voeren
naar de afsluiting van de Zuiderzee, mede ter voorbereiding van
een latere drooglegging. De jonge ingenieur Cornells Lely leidde
vanaf 1887 het Technisch Bureau van de Zuiderzeevereeniging.15
Hoe en wanneer Pieter van Foreest bij de
Zuiderzeevereeniging betrokken raakte, weten we niet. In
ieder geval verklaarde hij zich in februari 1909 bereid om
het voorzitterschap op zich te nemen van de Gewapend-
Betoncommissie. Deze commissie kwam tot stand op
initiatief van voorzitter W.F. Leemans. Gewapend beton was
oorspronkelijk een Franse vinding, in 1867 werd daar het
eerste patent verleend. Vooral in Amerika was het nieuwe
bouwmateriaal verder ontwikkeld. Het dagelijks bestuur
van de Zuiderzeevereeniging ging zich na de eeuwwisseling
ernstig met de nieuwe constructietechniek bezig houden. Dat
resulteerde begin februari 1909 in een hoofdpunt op de agenda
van de vergadering van het algemeen bestuur: "in welke mate in
uitgebreide zin gewapend beton van toepassing kan zijn bij de
afsluitdijk, de meerdijken, de bouw van kunstwerken, enz. Een
28
Cornells Lely. Overgenomen uit Driemaandelijks bericht betreffende de
Zuiderzeewerken X, nr. 2 april 1929).