Loopuyt (1791-1872), die in 1848 de polder Het Koegras bij Den Helder kocht en deelnam aan de bedijking van de Anna Paulownapolder. Het echtpaar kreeg in totaal drie kinderen: het eerste kind was een dochter, Jacoba Elisabeth (1842-1909), daarna volgden Pieter en Cornelia Mathilde (1850-1931 ).5 Met behulp van zijn schoonvader en oom was Cornells van Foreest in staat de erfdelen van zijn broers en zusters over te nemen. Hij overleed plotseling in 1875. Zijn vrouw overleefde hem twee jaar. Er kwam daarna een verdeling tot stand waarbij Pieter Nijenburg verkreeg en zijn zusters de landerijen in de Boekelermeer en Het Koegras.6 Overigens beheerde Pieter de genoemde landerijen hoogstwaarschijnlijk voor zijn tantes. Na de dood van zijn moeder betrokken Pieter en zijn gezin het grote landhuis op Nijenburg.7 Herinneringen van een dochter Hoe het leven op Nijenburg was aan het begin van de vorige eeuw is prachtig beschreven door Pieters dochter Johanna Elisabeth (1894-1983). Zij zette op latere leeftijd haar jeugdherinneringen op papier ten behoeve van haar kinderen. Een deel daarvan is gepubliceerd in het boekje Jonkheer meester Pieter van Foreest uit 1980.8 Het navolgende is aan haar genoemde herinneringen ontleend: "Jan de Graaf was onze timmerman van 'de Plaas'. Hij woonde met zijn vrouw in het meest poëtische huisje wat je je indenken kan. Vlak bij de boerderij [op het landgoed] -een bleekveldje met een heele hooge beukenheg er omheen, en een plee met een grote houten regenton en een boet [Boet(je) is het Noordhollandse woord voor schuur(tje)]. Het spelen bij Jan de Graaf en zijn vrouw en daar te mogen mee eten uit de groote pan aardappelen, die dan dampend midden op tafel stond - middenin een kommetje ganzenvet met peper - daar werd de pieper dan ingedoopt voor je hem in je mond stopte. Ik voel me nog zitten bij Jan op schoot, wat een beste menschen! Met 'adel des harten' zoals moeder dat noemde. Jan de Graaf was één van de 'dappere mannen' zoo noemde vader (Pieter van Foreest) ze... Jan de Graaf, de timmerman -Wulbert Duin, arbeider op de plaats. Kees Bruin de tuinman. Klaas Blom arbeider en Klaas Bakker boschwachter. Wat een stoet oude getrouwen, die zaterdag 's middags op kousen voeten in vaders kamer kwamen om daar hun weekloon te halen - 5 gulden in de week en vrij wonen en een stuk tuin voor de verbouw van groenten. Klaas Blom was vroeger koetsier bij Grootpapa [Cornells van Foreest] en ook nog bij vader geweest. Toen 't gezin groeide werden de paarden afgeschaft -ik heb die nooit gekend [dus voor 1895]. Klaas stierf heel plotseling. Hij was lid van de bond van Staatspensionering en kreeg op zijn graf een krans met 'rust zacht edele strijder'- dit deed vader geloof ik vreemd aan - waarschijnlijk had de oude Klaas (hij kon zo éénig lachen) - had hij meheer's financiën niet achteruit zien gaan? Het merkwaardige is dat zijn zoons allen even goed terecht gekomen zijn. Op Nieuwjaarsdag kwamen de dappere mannen en hun vrouwen Nieuwjaar wenschen. Vader en Moeder zaten dan in de Schilderijkamer aan een heele groote tafel. Moeder met ketels chocolat. De vrouwen schaarden zich naast Moeder en de mannen aan de andere kant naast Vader. Ik ruik het nog. Ze wachtten elkaar eerst allen op en kwamen dan tegelijk binnen. Vader kon kostelijk vertellen en er steeg dikwijls een smakelijk gelach op." Johanna Elisabeth Loopuyt ('Betje'echtgenote van Cornells van Foreest. Olieverfschilderij door J.A. Kruseman. Regionaal Archief Alkmaar. Mr. Pieter Loopuyt. Olieverfschilderij door J.A. Kruseman Regionaal Archief Alkmaar.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2006 | | pagina 11