Brusselse mode voor de familie Fontein Verschuir
Onderaan de eerst bewaard gebleven brief uit oktober 1809
van Heberlé, waarin hij aangaf voor steen te kunnen
zorgen, vinden we het volgende post scriptum: "De schoe
nen voor Madame Verschuur en Madame Dien sal ik per
eerste occasie toesenden" 44 Hieruit blijkt dat er privé al de
nodige contacten tussen de familie Fontein Verschuir en
Clasens Heberlé bestonden. In de volgende brief meldde
Heberlé dat er zes paar schoenen met een steenschuit
waren meegezonden. De schipper had opdracht ze onmid
dellijk te bezorgen. Eerst waren er nog wat problemen met
de pasvorm. In oktober 1810 verzocht Clasens daarom
met mijn schip eenen ouden schoen mede te geven
denwelken wel past aan den voet van mevrouw". Meteen
berichtte hij dat er twaalf paar schoenen klaar waren van
de nieuwste couleuren en naer den laatsten smaak".11
Mevrouw Fontein Verschuir bleef op deze manier voort
durend schoeisel in Brussel inkopen. Heberlé stopte er een
enkele keer een extra paar bij als geschenk. Bij een zending
van juli 1813 zat bijvoorbeeld "een paer Couleur Marie
Louise45 zijnde den laetsten smaek, mijn vrouw heeft uyt
haeren privé deselve doen bij voegen".46 Bij verzending
per diligence kon het betalen van invoerrechten niet
worden vermeden. Gijsbert berichtte in augustus 1814 dat
hij maar liefst acht gulden belasting had moeten betalen.
Dat was hem te gortig. Heberlé schreef hem terug dat hij
het schoeisel zeker met een schip had meegegeven als
mevrouw Verschuir niet op spoed had aangedrongen. Toen
Heberlé een jaar later voor zaken in Holland moest zijn,
nam hij zelf meteen acht paar schoenen mee. Vanuit Haar
lem verstuurde hij ze met de postwagen naar Alkmaar.
Cornelia Frederica ('Ceetje') informeerde via haar man
aan het begin van 1813 of zij ook stoffen en japonnen kon
bestellen. Heberlé reageerde met grote bereidwilligheid.
Zijn vrouw stond klaar om alles te regelen. Hij stuurde
bovendien stalen van stoffen op. Verder moest Cornelia
maar een oude jurk zenden voor de maat. Dit leidde tot de
bestelling van een met pareltjes versierde tafzijden mantel.
Hierna liet Cornelia voortdurend japonnen, mantels,
hoeden, shawls, katoenen en zijden stoffen, een korset, en
ook nog overhemden voor haar kinderen door tussenkomst
van Heberlé uit Brussel overkomen.
Gijsbert regelde zelf de aankoop van uiteenlopende
meubelstukken. Op diens verzoek bezocht Heberlé in mei
1810 de Brusselse meubelmaker Chapuis om tekeningen te
vragen van stoelen. Chapuis had hem echter geantwoord
dat bij "koopmans in printenin alle grote steden tekenin
gen te vinden waren. Hij was in staat ieder gewenst model
te leveren. Heberlé bood verder aan alles voor te schieten
en de meubels met zijn schepen te bezorgen. Dit viel in
goede aarde, want Gijsbert bestelde via Clasens inderdaad
een tafel en stoelen bij Chapuis. Begin september gingen
deze meubels inclusief tien paar schoenen met een steen
schuit mee naar Alkmaar. Naderhand bemiddelde Heberlé
op deze manier ook bij de aanschaffing van een canapé,
een secretaire en nog een andere tafel. In het rekening-cou
rantboek van Gijsbert worden verder nog veel meer aanko
pen in Brussel vermeld zoals marmeren schoorsteenman
tels, een theetafel met een marmeren blad, spiegels, keu
kenkachels, lampen en behang.4V
Fontein Verschuir maakte ook gebruik van zijn relatie
in Brussel bij de aankoop van rijtuigen. In april 1812 vroeg
hij Heberlé bij een Brusselse koetsenmaker te informeren
of die de tegenwoordig veel gebruikte cabriolets op vier
wielen, welke men zelve kan rijden en ook een koetzier
Voorbeelden van de laatste mode afgebeeld in Elegantia. Oftydschiift van mode, luxe en smaak voor dames, 1807.
DIJKSTEEN - BRUSSELSE MODE - VUILNIS 15
HHN 50 GEMENEDIJK 221259.indd 15 02-12-2005 11:43:26