Verstoeling en herstoeling
fti-A»
jTaT
JJpprL s*«ji» -<■ x m -t*» »»-•i
Erkenning van graaf Willem III van Holland als heer van
Friesland, mei 1328. Ets uit 1750 door P. Tanjé, naar een
gefantaseerde voorstelling van L.E du Bourg.
Westfries Archief, Hoorn.
en de dijkplichtigen. Bij de schouw stond hij op de hoefsla
gen van zijn banne om de bevelen van dijkgraaf en heemra
den te vernemen en bracht die over aan de dijkplichtigen.
Hij kwam geregeld op de dijk om te zien of de hoefslagen
volgens de keur werden opgemaakt en moest er voor
zorgen dat alles bij de volgende schouw in orde was.19
Het ambt van waarschap kwam tot ontwikkeling doordat
het oppertoezicht over de Omringdijk de dorpen was ont
nomen.20 Daar stond tegenover dat de waarschappen het
recht kregen om deel te nemen aan het dijkbestuur. Zij
hadden een gezamenlijk belang bij de gehele dijk. Geregeld
overleg was dan ook wenselijk, zowel onderling als met
dijkgraaf en heemraden. De landsheer heeft ook hun recht
erkend om met dijkgraaf en heemraden te overleggen en te
keuren. De meeste keuren van de ambachten zijn vastge
steld door dijkgraaf, heemraden en waarschappen. Er zijn
er echter ook waarin de heemraden ontbreken. Het gebruik
was per tijdvak, maar ook per ambacht verschillend.21
„4. T-- t(hr yfcl
>- tjf i»—* «y kj* 4-r*6"
(Um. «w
7Vw m
Wrf pU--"!"" M -*»***-fa*
Ji 1 w» AifrJfCyto" VWO
J £,v(V
J!
ri N tü'cfü* mfA'te
tf -£»»■»
ffci'.r» fkn a«i f«> r
t*
v
W I» t» A--W ftv« A™" uwt Afin. .M 6rr|k«
k A V twnC TAf Jm rr&LL* W-
„im m frrt
art"" w"*"" w fhn» m*
»1 af 1""#
frAjV—/* -*r
fAk -A.W «JU» Ma*' M- Ujiï Jl MB-
-ft**- 'Jp i*Al «dr A c^hjL-
-p PrrA' -1 W e**"* j"*"6" p*"'u CZj
»t*iV *1 <PW-*' P- r j- j
f»* M P to. ft* k |Vn «af lMf
M Mh niy»
v,.
f prlte
(7a«A «3 A-ru^fl- JJ«. 6. «J,
y», i.4» af JU«* lv- Lk.
,C-Ï «"f f^nS" Aak (WB .k EX
jWt—trs*
l(a.c A»' fVWr" Af* vit1 r— r—t—- h» s«
Sij [iJJCm£4f IK BAyCa l*«»rtC=p!t «*«>-***en pJCo* ana BkCdxcAevV vxr/^brvJ
v wr j#*-6 4*4 ft* 4>«4n» fcto» toe
,vJ» A A«* »W srf ■«■fer-o—<V- n,
W w-r SeA«S Ar A»oAr< tvfte» staAiW tl*w^44i«ra'*ltr'iAD'l*ynipfiure
m «Jy aC i4 p—1
j.*Cv4 y* CÖ£ «öia-i Lv^EW* Aect 0~ t« «4l»fc Htfl fcfSr. -<V Vr>t COC Vr
,*fki ,«&£*-
«1*^ V*>
xrw-»- w^W -* -'f' iVf^V- 'jU- /*,-
V*. tX a»* ap e*rt a* A av*-fiJtr A->e»
,aï ÜSt *11*< *W sinwe^fiw.
Eerste bladzijde van de Uitspraak van de Utrechtse wij
bisschop Jacob van Zuden uit 1320. Nationaal Archief, Den
Haag.
De eerste decennia van de 14e eeuw stonden voor het
graafschap Holland in het teken van grote politieke onrust.
Daarin was van een effectief grafelijk bestuur over West-
Friesland nauwelijks sprake. Nadat een stormvloed in 1318
grote schade aan de dijken had toegebracht, werd het
gebied spoedig weer onder Hollands gezag geplaatst. In
1319 volgde een formele verzoening met graaf Willem III.
Deze trachtte daarna zo snel mogelijk orde op zaken te
stellen. Daartoe zond hij in 1320 enkele van zijn voornaam
ste raadslieden naar West-Friesland. De delegatie stond
onder leiding van de Utrechtse wijbisschop Jacob van
Zuden. De aandacht werd vooral opgeëist door tal van
waterstaatkundige aangelegenheden, naar aanleiding waar
van ondermeer een opmeting van de Westfriese Omring
dijk plaatsvond. De onderzoeken leidden tot de bekende
'Uitspraak van de bisschop van Zuden' uit 1320, waarin
ook een verstoeling van de Omringdijk werd vastgesteld.22
Daarbij gold voor de interne verstoeling van de zeedijk van
de Vier Noorder Koggen het voorbehoud dat Obdam en
Hensbroek in een 'lichte' hoefslag moesten worden gezet.
Zij waren namelijk al met het onderhoud van de Berkmeer-
dijk (de dijk langs de oostzijde van de Heerhugowaard) en
een deel van de Oterleekse dijk en de Walingsdijk (tussen
Avenhorn en Ursem) belast. Bovendien hadden Obdam en
Hensbroek te lijden van de erbarmelijk slechte kwaliteit
van hun landbouwgrond.23
In 1326 werd de verstoeling van de Omringdijk op een
aantal punten herzien. Deze maatregel was echter al spoe
dig achterhaald door de aanleg van twee grote inlaagdijken
in 1328 en 1335. Hierdoor werd naar schatting bijna
3.000 hectare land buitengedijkt.24 In 1339 stelde de graaf
daarop een nieuwe verstoeling vast.25 In de verstoelingen
van 1326 en 1339 werd niet langer volledig vastgehouden
aan het principe dat elk ambacht zijn eigen dijk moest
onderhouden. Het onderhoud van de Oterleekse dijk en de
Walingsdijk door Obdam en Hensbroek werd overgedra-
8
EEN GEMENE DIJK?