De zegeningen van het grafelijk bestuur?
Het Groot Proces ging alle ingezetenen van West-Friesland
aan. Dit kwam door de wijze waarop het onderhoud van de
Omringdijk was geregeld. Iedere landeigenaar was dijkplich
tig, ongeacht rang of stand. In bijzondere omstandigheden,
zoals dijkdoorbraken, moesten ook niet-grondbezitters mee
helpen aan het herstel van de dijk. Volgens een kroniek van
Medemblik beweerde een aantal edelen na de Allerheiligen
vloed van 1570 dat zij altijd van de dijkplicht waren vrijge
steld geweest. De hertog van Alva zou hebben geantwoord:
"Haal uw vrijbrieven voor de dag en leg ze op de oevers wan
neer de zee het allerverbolgenst is. Indien zij dan de golven
kunnen afweren, dan zult gij vrijdom genieten, anders zult
gij met de anderen moeten arbeiden of betalen".-11
Dit prachtige, maar ongetwijfeld apocriefe verhaal illustreert
dat iedereen die belang had bij de Omringdijk aan het
behoud ervan moest bijdragen. Van de kleinste boer tot en
met de abdij van Egmond en de graaf van Holland zelf.
Dit 'democratische' principe heeft zeker bijgedragen aan de
sympathieke uitstraling van de Westfriese Omringdijk. Het
is een dijk van iedereen en zijn functie is simpel: water
keren.
Naar algemeen wordt aangenomen, was West-Friesland eeu
wenlang overdekt door een metersdik en aaneengesloten
veenpakket. Toen in de loop van de Middeleeuwen de moge
lijkheden voor ontwatering toenamen, is het gebied in een
tijdsbestek van slechts enkele honderden jaren geheel voor
bewoning en landbouw geschikt gemaakt. De ontginning
zette echter een voortdurend proces van maaivelddaling in
gang, waardoor het Westfriese veengebied steeds kwetsbaar
der werd voor overstromingen. Nederzettingen en grote hoe
veelheden land ten noorden van de huidige Omringdijk
moesten in de loop van de 12e eeuw worden prijsgegeven.
Zeker na 1150 rukte de zee snel op. Stormvloeden in 1164,
1170 en 1196 sloegen permanente bressen in de kust en
door het verdwijnen van enorme veenpakketten ten westen
van Stavoren ontstond in de loop van de 13e eeuw de Zui
derzee. De bewoners van het gebied achter de duinen tracht
ten zich door de aanleg van dijken tegen het toenemende
gevaar te beschermen. Naar men aanneemt, werd de West
friese Omringdijk omstreeks 1250 gesloten.4
Over de toen bestaande samenleving in West-Friesland is
maar weinig bekend. De 19c-eeuwse waterstaatshistoricus
G. de Vries Az. meende dat er zonder oppergezag geen sprake
kan zijn geweest van een behoorlijk toezicht op het dijkon-
derhoud.5 In zijn visie was de onderwerping een noodzake
lijke stap om aan het ongebreidelde particularisme van de
Westfriezen een eind te maken. Veel dorpen zouden hun zee
dijken ongemaakt hebben laten liggen, om zich in plaats daar
van door de aanleg van binnendijken van hun buren af te
scheiden. De Vries refereert daarbij aan een handvest van
22 december 1298, waarin de graaf van Holland beveelt om
"alle die indycke" in oostelijk West-Friesland te slechten.6 Het
is echter zeer onwaarschijnlijk dat de graaf hiermee een com
plete waterstaatkundige infrastructuur wilde vernietigen.
Bovendien is het nog maar de vraag of zijn gezag over West-
Friesland voldoende was gevestigd om de uitvoering van zo'n
rigoureuze maatregel af te dwingen. Hoe de akte uit 1298 pre
cies moet worden uitgelegd, is daarom niet helemaal duide
lijk. Waarschijnlijk heeft De Vries zich bij zijn interpretatie al
te graag laten beïnvloeden door de weinig flatteuze voorstel
ling die in Middeleeuwse kronieken van West-Friesland en
zijn inwoners wordt gegeven. Dit beeld, waarin een gebrek
aan recht en orde de boventoon voert en dat lange tijd bepa
lend was in de historiografie, is volgens H. Lambooij toe te
schrijven aan de hetserigheid van de Hollandse kroniekschrij
vers. In werkelijkheid zou hier "een organisatiekader [hebben
bestaan]dat dat van een primitieve maatschappij ver te boven
ging".7 Feit is, dat de Omringdijk ruim voor de onderwerping
door Floris V tot stand kwam. Zonder verregaande vormen
van samenwerking is de aanleg van deze regionale dijk niet
voor te stellen. Samenwerking zien we ook in de problema
tiek van de afwatering. Voor dorpen die niet aan open water
lagen, was dit zelfs de enige optie. De vermelding van de
dorpsnaam Binnen wijzend in 1311 betekent dat de Wijzend
tussen Hoorn en Venhuizen toen reeds bestond.8 Het traject
van deze afwatering en binnenwaterkering volgt deels de
grenzen van de aangelegen dorpen, maar verdeelt Hoogkar-
spel en Venhuizen in een 'Noorderban' en een 'Zuiderban',
respectievelijk gelegen onder de polder Het Grootslag en de
Houterpolder. Omdat van grafelijke bemoeienis met de aanleg
van dergelijke werken in West-Friesland voor 1350 niets blijkt,
moet de Wijzend door overleg tussen de dorpsgemeenschap
pen tot stand gekomen zijn.
V FLORENTIVS V, WILHELMI REGIS ROM.TlL.IVS,
PATERNARVM IMTIONVM HARES, ET COMES XIX.
G 4, SX VXORR BEATRICE. CVUïONlï FLASÜJEI.R COMITIS V A
VATVÏ intUKKD I. DBTONm FILL* IICU AMGLIA jjjl
MCCXCVI INFAKDA COMVftATIONE >UCVSM,
li TVU AXamnHtrMIBC,TCim.^^£j||^pK
itrvLTVi ERIXJBVEC.I.
Graaf Floris V. Ets door Comelis Visscher, 1650.
Stichting Iconographisch Bureau, Den Haag.
6
EEN GEMENE DIJK?