Noten bij Noordcogh, ja Drechter
hondt, springt in de cas
1. P. Boon, 'De kaarten van de Westfriese zeekerende dijken uit 1638:
een verkenning': Caert-Thresoor. Tijdschrift voor de geschiedenis
van de kartografie in Nederland, jaargang 7 (1988), 63- Piet Boon
stelde ons zijn onderzoeksgegevens van deze en andere publicaties
over de Omringdijk ter beschikking. Wij zijn hem daarvoor zeer
erkentelijk.
2. Westfries Archief (WFA), topografisch-historische atlas,
plaatsnummers lhló, lml-12 en 6dl.
3. G. de Vries Az., Het dijks- en molenbestuur in Holland's Noorder
kwartier onder de grafelijke regeering en gedurende de Republiek
(Amsterdam 1876), 180.
4. P. Boon, 'Voorland en inlagen: de Westfriese strijd tegen het buiten
water': West-Frieslands Oud en Nieuw (WFON) 58 (1991), 80.
5. De Vries, 142 e.v.
6. L.Ph.C. van den Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland.
Tweede deel (Amsterdam/'s-Gravenhage 1873), 482.
7. H.Th.M. Lambooij, '1288-1988: Zevenhonderd Hollandse jaren in
West-Friesland. Een historiografische verkenning': WFON 55 (1988),
23.
8. H.J. Smit, De rekeningen der graven en gravinnen uit het
Henegouwsche Huis, tweede deel (Utrecht 1929), 10.
9. De Vries, 7.
10. Ibidem, 9.
11. Ibidem, 29.
12. P.F. Schevenhoven, Inventaris van het archief van het ambacht
van Westfriesland, genaamd Drechterland (1198)1572-1973
(Hoorn 1996), 6.
13. De Vries, 486-487.
14. Van den Bergh, 482. Hierin een handvest van 22 december 1298,
waarin onder andere wordt bepaald dat Drechterland 'genen
hoefslachte ontfaene met dien van Hooge Houtwouder ambocht,
noch die van Hoghewouder ambocht met dien van Drechterland'.
15. De Vries, 31-32.
16. J. Beenakker, Van Rentersluze tot strijkmolen. De waterstaats
geschiedenis en landschapsontwikkeling van de Schager- en
Niedorperkoggen tot 1653 (Alphen aan den Rijn 1988), 201-202.
17. WFA, Stadsarchief Hoorn (SAH) inv.nr. 1104 (bergnr. 2488),
fol. 22-33.
18. Een hoefslag is een gedeelte van een dijk dat aan een (boeren-)
hoeve tot onderhoud was aangewezen. Zie: A.A. Beekman,
Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795 (Den Haag,
1905), 819.
19. De Vries, 31.
20. Het ambt van waarschap warencbestond vermoedelijk al in 1320.
Zie: Beenakker, 192 (11,9).
21. De Vries, 31-32.
22. Beenakker, 15-26, 189-202.
23- Deze dorpen hadden daarom de reputatie "t snooste land daer God
oeyt quam' te zijn. Zie: J. de Bruin, 'Het snoodste land waar God
ooit kwam'. De waterrijke geschiedenis van Obdam en Hensbroek
tot het begin van de twintigste eeuw (Obdam 2004), 30.
24. Beenakker, 51; Boon (1991), 88-89.
25. De Vries, 146-150; Beenakker, 48.
26. De Vries, 149.
27. Ibidem, 169.
28. Voor de functie van voorland zie: Boon (1991).
29. Boon (1991), 81-82, 86.
30. Van 7-8-1592 dateert een akte van attestatie van iemand die dikwijls
had horen zeggen dat het nog niet zo lang geleden was dat er tussen
Hoorn en Enkhuizen geen enkel paalwerk te vinden was.
Zie: WFA, SAH inv.nr. 1112 (bergnr. 2633a).
31. WFA, SAH inv.nr. 1112 (bergnr. 2635d): Akte van attestatie,
5-10-1638.
32. Zie bijvoorbeeld de kaart van de Vier Noorder Koggen-zeedijk van
Jan Cornelisz.Schagen uit 1638.
33- De kerk van Almersdorp is ook te zien op de gewestkaart van Van
Deventer en een kaart van het Noorderkwartier uit omstreeks 1534.
Zie: C. Koeman, Gewestkaarten van de Nederlanden door facob
van Deventer, 1536-1545. Met een picturale weergave van alle
kerken en kloosters (Alphen aan den Rijn 1994); C. Streefkerk,
'Verder dan het oog reikt een blik op de kaart': F. Wieringa (red.),
Perfect gemeten. Landmeters in Hollands Noorderkwartier
([Wormerveer] 1994), 32.
34. WFA, oud archief Spanbroek inv.nr. 215, fol. 11; Boon (1991), 88.
35. De Vries, 151.
36. WFA, Verzameling handschriften: kohier van de tiende penning
Hoogkarspel 1562. Zie ook: P. Boon, Een dijk van een kaart
(Hoorn 1991), 8-9.
37. WFA, Dorpsarchief Binnenwijzend inv.nr. 178.
38. De Vries, 100 e.v.
39. Ibidem, 48.
40. Ibidem, 52-53-
41. Ibidem, 54-55.
42. Ibidem, 59.
43- Ibidem, 60-62; Will. C. Thijssen, Abraham Bluzé (1657-1720),
kastelein, secretaris, rentmeester en landmeter van de Hondsbos-
sche, baljuw en schout van Petten (20e uitgave Vrienden van de
Hondsbossche 2003), 5.
44. De Vries, 433-
45. Ibidem, 476-477.
46. WFA, SAH 1112 (bergnr. 26350: 'Demonstratie',
art. V° CVII t/m VIC II.
47. Boon (1988), 63-
48. De Vries, 481.
49. WFA, SAH inv.nr. 1112 (bergnr. 2634d): Concept-memorie over de
storm, 25-12-1637.
50. J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795 (Amsterdam
1963), 197-198.
51. P. Dekker, Oude boerderijen en buitenverblijven langs de Zijper
Grotesloot (Schoorl 1986-1991), 1185-1186.
52. J.J. Schilstra, De Heerhugowaard. De geschiedenis van de
Huygenwaert Heerhugowaard 1981), 12. Van Asperen werd in 1601
beëdigd als advocaat. Zie: R. Huijbrecht [et al.], Album advocato-
rum de advocaten van het Hof van Holland (Den Haag 1996), 38.
53- Boon (1988), 65-66. Ook de volgende gegevens over Pieter van der
Meersch zijn hier grotendeels aan ontleend.
54. WFA, SAH inv.nr. 1117 (bergnr. 3178), 1118 (bergnr. 3179) en 1123
(bergnr. 2640). Voor de Alkmaarse landmetersfamilie Langedijk zie:
J. de Bruin en J. Terra, 'Gerrit Dirksz. Langedijk, landmeter en laken-
koper': Wieringa, 30-45.
55. WFA, topografisch-historische atlas, plaatsnummers lp30, lp32,
lp33 en lp34. Met dank aan Mare Hameleers voor de oplossing van
het monogram.
56. De Vries, 441.
57. WFA, SAH inv.nr. 1112 (bergnr. 2634d).
EEN GEMENE DIJK?
59