De Omringdijk bij de Nek bezuiden Schellinkhout, november 2004. Na de winning van specie voor dijkverzwaringen in 1916 ont
stond hier binnendijks (links) een waar vogelparadijs. Foto C. de Gooyer.
voor de boeren zeker een zware slag vormde. Hij kwam in
een tijd waarin de agrarische sector toch al steeds moeilij
ker draaide. Tot overmaat van ramp volgden in 1678 en
1681 grote muizenplagen.5 Bij dit alles kwant nog een ste
vige lastenverzwaring. Het opbrengen van de zeer grote
bedragen gemoeid met het herstel van de Omringdijk was
zeker niet eenvoudig, ook niet in de twee droog gebleven
ambachten. De regenten van Nieuwe Niedorp besloten bij
voorbeeld tot de verkoop van effecten uit de dorpskas ont
de "swaere costen" van de Drechterlandse dijk te kunnen
voldoen. Ondanks dit soort noodgrepen was in december
1677 binnen het Geestmerambacht nog slechts één-derde
van de over het voorafgaande jaar aan Drechterland uit te
keren bedrag van 57.000 gulden bij elkaar. Dijkgraaf en
heemraden van het Geestmerambacht en de Schager- en
Niedorperkoggen schreven dan ook op 29 december 1677
aan de dorpen dat de regeling neergelegd in de voorlopige
sententie van de Hoge Raad van 1657 ondraaglijke lasten
met zich meebracht. Zelfs de kleinste verandering in de
quota van de ambachten kon groot voordeel opleveren.
Toch wilden zij niet zomaar het Groot Proces voortzetten
omdat daaraan "...vele moeijten, niaer oock merckelijcke
oncosten" vastzaten. In de dorpen was men het echter vol
ledig met het college van dijkgraaf en heemraden eens en
er werd een serie nieuwe gecommitteerden aangesteld om
naast de oude het proces voort te zetten.6 Dit ging nu een
fase van hernieuwde activiteit in. Bij dit alles speelde mee
dat men er in het Geestmerambacht en de Schager- en Nie
dorperkoggen een nieuw en sterk argument bij had. Door
de werken aan de Langereisdijk konden de twee ambach
ten er redelijk zeker van zijn dat het water hen bij een nieu
we doorbraak van de Omringdijk niet zou deren en dus
hoefden zij het ook niet te helpen keren. Secretaris Heijnen
vergeleek in een gedichtje Drechterland en de Vier Noor
der Koggen zelfs met een stel roofdieren die de kas van het
Geestmerambacht wilden plunderen:
"Geestmerambachts dijck spreeckt
Al ben ik swart, 'k heb juffrouws handen
Maer die U bijt met wollefs tanden
Heet Noordeogh, ja Drechter hondt
Springt in de cas, o boose vondt*".7
streek, list
Van de beslissing om het proces voort te zetten zou, gezien
het eindvonnis van 1695, vooral het Geestmerambacht
geen spijt krijgen. Toch bleef er bij de twee verliezende
ambachten een grote onvrede met de uitslag bestaan. Zij
gaven zich nog niet gewonnen. De sententie van 1695 liet
de mogelijkheid open om na verloop van 20 jaar eventuele
grieven kenbaar te maken. Daar maakten het Geestmeram
bacht en de Schager- en Niedorperkoggen gebruik van en
zo kreeg het Groot Proces na 1714 een staartje. In 1777
raakten de vier Westfriese ambachten nog een laatste keer
in conflict, nu over de ontslag van leningen aangegaan ter
EEN GEMENE DIJK?
57