Een gemene dijk?
Terugblik op de kaarten, de watersnood en het Groot Proces
De bijdrage over de watersnood van 1675 zijn we begonnen
met een poging een blik achter de 17e-eeuwse kaarten van
West-Friesland te werpen. Het was rond 1670 zeker geen
armoedige streek. Maar terugblikkend weten we dat de
vooruitzichten bepaald ongunstig waren, niet alleen voor
de boeren, maar ook voor de reders en kooplieden in de
steden. Tijdgenoten schilderden de gevolgen van de ramp
in zeer donkere kleuren. Voor Costerus was het duidelijk
dat.seker..den Oorlogh tot nogh toe nergens na ons soo
veel schade heeft gedaen en misschien ook niet sal doen als
dese Water-vloedt '.1 Lesger wijst voorts op een Hoorns kro-
niekje waarin bij het jaar 1676 wordt opgemerkt.dat van
onder de Noorder Coggen, van die gene welke hun bestaan
van 't vee en den land-Bou moeste soeken; van de 4 huys-
gezinnen maar een was gebleven".2 Soortgelijke opmerkin
gen konten we tegen in een door mevrouw Gottschalk aan
gehaalde brief van een serie Hollandse steden uit 16867
Hierin wordt uitgebreid geklaagd over de aanhoudende
economische malaise waarin Holland verzeild was geraakt.
De ellende van de watersnood van 1675 werkte verder nog
steeds door. Het herstel van de schade vergde enorme
bedragen terwijl de waarde van de landerijen sterk was
teruggelopen. Veel boeren hadden hun bedrijf verlaten en
waren naar elders vertrokken.
Het is echter altijd oppassen geblazen met dergelijke
contemporaine berichten over de gevolgen van een rantp
als de watersnood van 1675. Dit soort catastrofes krijgt nu
eenmaal al snel legendarische proporties en ze gaan ook
als een soort waterscheiding in het geheugen functioneren
voor van alles nog wat. Detailonderzoek van P. Boon naar
de ontwikkeling van de bedrijfsgrootte wijst bijvoorbeeld
uit dat er in het laatste kwart van de 17e eeuw inderdaad
een tendens naar bedrijfsvergroting was, maar absoluut
niet op zodanige schaal als de hierboven genoemde mede
delingen doen vermoeden. Bovendien moet bij die trend
nadrukkelijk rekening worden gehouden met de reeds ette
lijke decennia aanhoudende teruggang van de bevolking.
Hierdoor kwant via vererving steeds nteer grond in steeds
minder handen santen. Door die concentratie van geld en
goed beschikten velen misschien ook over de nodige reser
ves ont de klap van de overstroming van 1675 op te vangen.
Alles bij elkaar is dus voorzichtigheid geboden bij de taxa
tie van de effecten van de rantp op de langere termijn.4
Dit alles neemt echter niet weg dat de watersnood 1675
Tijdens de zware storm van januari 1916 was de toestand aan de Omringdijk bij Andijk kritiek. Opzichter Lodewijk Louwers
(zittend op stoel) en zijn mannen wisten de dijk op het nippertje te behouden. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
Purmerend.
56
EEN GEMENE DIJK?