De ring om West-Friesland hersteld De verslagenheid na de storm van 4 op 5 december moet groot zijn geweest. Men dacht veilig te zijn, maar nu lag alles weer in duigen. Desondanks belegden de Gecommit teerde Raden nog op 5 december een grote vergadering van de besturen van de vier Westfriese ambachten. Verder schreven zij per expresse de naar huis terug gekeerde Abbe- stee aan. Hij moest onmiddellijk weer naar Scharwoude komen. Hetzelfde gold voor Rooker. Ook schout en baljuw Voorthuysen van Huisduinen en Den Helder werd met de twee heistellingen, de heibazen en rijswerkers direct terug geroepen. Tenslotte verzochten de Raden aan de regenten van Amsterdam om een van hun meest ervaren werkbazen te sturen.76 Op 8 december vond de grote vergadering van de Gecommitteerde Raden en de regenten van de ambachten plaats. Er werden diverse voorstellen gedaan inzake de slui ting van het gat. Na de nodige discussie gingen de aanwezi gen met algemene stemmen akkoord met het plan van Voorthuijsen, Abbestee en Pieter Hendricksz. van den Bergh, de Amsterdamse werkbaas.77 Zij stelden voor nog verder in zee in een boog om het oude heiwerk heen een driedubbele palenrij te plaatsen ter afsluiting van het belangrijkste stroomgat, dat inmiddels tot een diepte van 48 a 50 voet (15,6 a 16,3 m.) was uitgespoeld. Tussen de buitenste rij - breedte 18 voet (5,9 m.) - moest een wierriem worden opgebouwd ondersteund door een aarden dijkli- chaam tussen de middelste rij. De binnenste rij werd gevuld met rijshout en steen. De breedte van de midden- en bin- nenrij was bij elkaar 28 voet (9,1 m.). Het gat in de afdam ming van de uitgeschuurde geul langs de dijk kon volgens het drietal deskundigen tenslotte wel met een enkelvoudige palenrij gevuld met aarde worden afgedamd.78 Natuurlijk waren er voor dit grote en veel zwaardere werk enorme hoeveelheden wier nodig. De regenten van Kolhorn en Wieringen werden weer gelast zoveel mogelijk te sturen. Kennelijk was aldaar niet meer voldoende voor handen of de levering verliep te traag, want de Raden vroe gen de regenten van de Vier Noorder Koggen om enige schuiten te sturen uit hun voorraad. Bovendien werd hier en daar op niet bedreigde plekken wier van de dijken afge haald ten behoeve van het werk te Scharwoude.79 Het bijeen halen van het benodigde rijshout was ook niet eenvoudig. Op 12 december bestelden de Gecommit teerde Raden bij Bastiaen Clop in Hardingsveld en Dirckje Cornelisdr., weduwe van Dirck Willemsz. Coijman, in Wer kendam 25.000 bossen rijshout met beslag. Het waren ver trouwde adressen want beiden leverden ook aan de Helder- se Zeewering. Eind december lag een grote partij klaar, maar aldaar ontbrak het aan scheepsruimte om het rijshout naar Scharwoude te transporteren. Daarop werden begin januari vijf binnenschepen en een tjalk gevorderd om het rijs op te halen. Ondertussen hadden de Gecommitteerde Raden echter gehoord dat na een dijkdoorbraak het Land van Heusden blank stond en dat de aannemers daardoor wel niet volledig aan hun verplichtingen konden voldoen. Zodoende werd ook in de omgeving van Amersfoort rijs ingeslagen. Voorts bestelden de Raden bij Frederick Hen dricksz. cum suis - ook een leverancier aan de werken te Den Helder - te Wijhe aan de IJssel bezuiden Zwolle 50.000 bossen. Natuurlijk moest de complete voorraad rijs in Den Helder ook direct naar Scharwoude.80 Om het rijs vast te leggen was steen nodig. Daarvoor gebruikte men keien en baksteen bedoeld als ballast voor schepen. De voorraad van de Admiraliteit werd aangespro ken en er kwamen ook nog drie schuiten vol met ballast- steen uit Enkhuizen. Tenslotte vorderden de Gecommit teerde Raden nog de grote tien riems sloepen van de in Hoorn in winterlaag liggende walvisvaarders. Die kwamen bij het werk op zee buiten Scharwoude goed van pas.81 Het werk aan de doorbraak vorderde ondertussen goed. Er waren vijf heistellingen in bedrijf. Helaas was het weer rond Kerstmis 1675 behoorlijk slecht. De doorbraak spoelde nog dieper uit en daarom moest men iets verder naar buiten in zee uitspringen. De op dat moment ingeheide palen ston den gelukkig vast en stevig. Op 14 januari was het heiwerk om het grote gat gereed op een uitsparing van 2 roeden (7,8 m.) na zodat de schepen met rijs, steen, hout et cetera nog konden lossen. De helft van het paalwerk was voorts al met wier gevuld. Die laatste opening werd de volgende dag dichtgeheid waarna mannen met kruiwagens begonnen met het opvullen van de achterliggende palenrij met aarde. Ook aan het kleine gat schoot men goed op. Daar waren twee heistellingen bezig. Op de tong voorland tussen de twee gaten had men voorts al een aardig dijkje opgewor pen.82 Het heiwerk, het afzinken van zinkstukken en de aanleg van een wierriem op zee voor een diep uitgespoelde door braak waren niet van gevaar ontbloot. Noordlandt meldt dat op nieuwjaarsdag 1676 een sloep omsloeg waarbij twee arbeiders verdronken. Twee dagen later, op 3 januari, kwam er nog iemand om het leven na te zijn geraakt door het blok van een van de heistellingen.8-6 Het voor de tijd van het jaar zeer kalme en vorstvrije weer met een lauw oostenwindje en lage waterstanden op de Zuiderzee speelde bij de snelle voortgang van het werk een belangrijke rol. Costerus spreekt zelfs van "de lieflikste lucht...die men kon wenschen".84 Gelukkig hielden deze gunstige omstandigheden aan. De rijs- en wierleverantie was half januari 1676 ook zo goed op gang gekomen dat de Gecommitteerde Raden alweer afbestellingen konden doen. Op 19 januari was het rijs- en steenwerk helemaal, en de aanleg van de wierriem bijna klaar. Op 21 januari schre ven de Gecommitteerde Raden aan de Staten en de Prins dat de 88 roeden (355 m.) lange boog om de doorbraak rondom dicht was en water keerde. Beiden reageerden met een brief waarin de Raden hartelijk werden bedankt voor hun ijver en inzet.86 De Gecommitteerde Raden hadden van de tegenslag van begin december geleerd. Toen was duidelijk te vroeg gejuicht. Pas negen dagen nadat het gat gesloten was, op 30 januari, werd er een nieuwe dienst in de kerken door heel het Noorderkwartier uitgeschreven. Die vond op 5 februari plaats.86 EEN GEMENE DIJK? 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2004 | | pagina 47