Hedemblik
innenpolder
Enkhui
Zvaafcdijk
Heerhugowaarn
Keern
Hoorn
Mijzerpolder
Doorbraak
overstroomd na 5 november 1675
overstroomd na 16 november 1675
overstroomd na 5december 1675
Kaart van het overstroomde gebied.
land valt verder op te maken dat ook de droogmakerij de
Bennemeer bij Abbekerk achter zijn ringdijkje mogelijk
ook nog even uit het water bleef.24
De bevolking probeerde ondertussen te redden wat er
te redden viel. Te Berkhout vluchtten de boeren met hun
vee in de kerk, maar ook daar hield men het niet droog.
Velen kwanten de volgende dag wadend met de koeien
langs de wat hoger gelegen weg naar Hoorn. Te Obdam
werd eveneens de kerk als onderkomen voor mens en dier
in gebruik genomen.2"5
De ellende was onbeschrijfelijk. Noordlandt zag in
eigen persoon:
"...dat jammerlijck vluchten ende kermen der huysluyden [boeren],
en was niet met drooge oogen aen te sien, komende de een met zijne
beesten al swemmende ende zijn huysgezin volgende, en andere met
Schuyten en pramen na dese Stadt [Hoorn]".2(5
In het al even genoemde pamflet wordt melding gemaakt
van schuitjes waarmee uit het water opgeviste kazen en
andere goederen werden aangevoerd. Verder probeerden
boeren de huiden van verdronken en daarna snel gevild
vee te verkopen. Natuurlijk waren er ook ongure elemen
ten die van de ellende en verwarring gebruik maakten om
zich te verrijken. Landlopers probeerden zich met gedode
varkens en schapen uit de voeten te maken.27
De ondergelopen huizen ontsnapten eveneens niet aan
de aandacht van lieden met slechte bedoelingen. Eind
november kondigden de schout, burgemeesters en sche
penen van Hoorn een speciale keur of verordening af
waarbij het op straffe van geseling werd verboden om in
het water liggend hout op te vissen, in de stad te brengen
en daar als brandhout te verkopen of iets uit de verlaten
woningen te stelen of te breken. Dit naar aanleiding van
de constatering:
"dat..vele dieven .haer niet en ontsien in dese erbarmelijcke waters
noot, daer vele huijsen seer sijn ontramponeert waer van de stucken
hout hier en daer sijn drijvende, het selve hout ende materialen van
malkanderen te breecken, ende onder schijn van branthout te roven
ende stelen, ende oock de huijsen ende wanden aen stucken te slaen,
ende den huijsraet op diefachtiger wijse wegh te nemen tot onwar-
deerlijcke schade van de goede opgesetenen ten platten lande".2®
Het aantal slachtoffers onder de bevolking viel gelukkig
mee. Noordlandt vermeldt tot het verschijnen van zijn
boekje in 1677 slechts gehoord te hebben van drie slachtof
fers, die allen tijdens het binnenvallen van het water direct
na de doorbraak waren omgekomen. Hij betitelde dit als
een 'bysonder wonder-werck in sulcken groote ongele-
gentheyt',29 Dirk Burger van Schoorl heeft het in zijn Chro-
nyk van de stad Medenblik over twee doden: een stel
Obdammers verdronken aan de Berkmeerdijk langs de
westzijde van hun dorp bij het overschepen van vee.3°
Onder dat vee zijn zeker grote verliezen geleden. Het
was natuurlijk een voordeel dat ten tijde van de doorbraak
de koeien op stal stonden en de boeren ze dus bij elkaar
hadden. Dat heeft een snelle evacuatie naar hogere en dro
gere oorden zeker vereenvoudigd. Burger van Schoorl
bericht echter toch over honderden verdronken dieren in
EEN GEMENE DIJK?
33