De 'pertinente generale caerte'
van West-Friesland
Herkomst en betrouwbaarheid
vanwege het plotselinge overlijden van Cornelis Lenartsz.
Koutter dateren de eerstvolgende berichten van Dou pas
van mei 1655. Toen ontving de Hoge Raad een kaart van
Drechterland, in juli volgde een kaart van het Geestmeram-
bacht. Vrijwel gelijktijdige afschriften van deze kaarten, ver
vaardigd door landmeter Pieter Florisz. van der Salient, wor
den bewaard in het Westfries Archief te Hoorn.72 In septem
ber en november 1655 aan de Hoge Raad gezonden kaarten
van de Schager- en Niedorperkoggen en de Vier Noorder
Koggen moeten als verloren worden beschouwd.
Merkwaardig genoeg zijn op de kaarten van Van der Salient
ondanks hun enorme formaat - de kaart van het Geestmer-
ambacht meet ntaar liefst 156x386 centimeter - alleen de
Ontringdijk en enkele binnendijken met daaraan gelegen
gebouwen getekend. De ingetekende lijnen en afstanden
bieden belangrijke informatie, omdat daaruit de werkwijze
van Dou en Koutter kan worden afgeleid. In elk geval is
duidelijk dat het hier niet gaat ont de geëiste "pertinente
generale caerteToch is ook deze kaart gelukkig bewaard
gebleven. Het gaat om de manuscriptkaart van West-
Friesland (afmetingen 156x270 ent.), waarover reeds in
1987 door M. Hameleers is gepubliceerd.7^ Hoewel deze
kaart anoniem en ongedateerd is, kan de relatie met de
meting van Dou en Koutter op grond van diverse kenmerken
worden aangetoond. Ten eerste valt op dat de in 1660-1661
aangelegde trekvaart van Hoorn op Amsterdam en de uit
1654 daterende vijf molens, afwatering en Boerensluis ten
noordoosten van Lutjewinkel ontbreken. Het na 1639 aan
gelegde 'Houter voetpad' is wel gekarteerd. Dankzij de
ontbrekende en de nieuwe topografische elementen kan
de kaartinhoud worden gedateerd op na 1639 en voor 1655.
Het veldwerk van Dou en Koutter valt binnen deze periode.
De definitieve ontmaskering vanjohannes Dou als maker
van de manucriptkaart van West-Friesland is te danken aan
de getekende versieringen. Het Hoogheemraadschap van
Rijnland te Leiden bewaart diverse kaarten van Dou met een
sterk gelijkende of zelfs identieke uitvoering van cartouches,
passers en kompasrozen. Het wekt dan ook geen verbazing
dat de manuscriptkaart grote overeenkomsten vertoont met
de eveneens door Dou gemaakte gedrukte kaart van het
Noorderkwartier, uitgegeven door Uitwaterende Sluizen in
1680. Het daarop getekende kaartbeeld van West-Friesland
is vrijwel identiek. Ook foutjes op de manuscriptkaart zijn
op de 'gedrukte Dou' overgenomen. Zo ontbreken de
zuidelijke watermolens (bij Broekerhaven) van de polder
Het Grootslag en een ruime strook buitendijks land bij
Schellinkhout, en zijn de twee watermolens van de polder
Schellinkhout abusievelijk aangeduid als de 'Oosterblocker
molens
In een rekening van het ambacht Drechterland uit 1657
wordt de volgende uitgave vermeld: "De lantmeter Johan-
nis Douwe comt over 't maecken van de kaert van West-
Frieslant 100 "74 Ongetwijfeld betreft dit de aanschaf van
de grote manuscriptkaart. Het is heel goed mogelijk dat
ook de andere ambachten een exemplaar hebben besteld.
De omstreeks 1693 in de marge van een processtuk
gekrabbelde opmerking van één van de advocaten van
Drechterland, dat hij de grote manuscriptkaart nooit heeft
gezien en dat deze nooit als processtuk werd ingebracht, is
in dit verband vreemd. Het is namelijk bekend dat de kaart
afkomstig is uit het Enkhuizer stadhuis, eeuwenlang een
vaste vergaderplaats van het Drechterlandse college van
dijkgraaf en heemraden. Wellicht heeft een en ander te
maken met het feit dat de metingen van Dou en Koutter
lange tijd omstreden zijn geweest. De oppervlakten van
Drechterland en de Vier Noorder Koggen bleken namelijk
veel groter dan de schattingen in 1650. Volgens hun advo
caten waren de verschillen veel te groot om te kunnen
kloppen. Zij durfden zelfs openlijk te betwijfelen of de
landmeters zich ooit wel in West-Friesland hadden ver
toond. Naar hun mening was het 'werk' van Dou en Kout
ter onbruikbaar voor herziening van de quota van 1650.
Een verweerschrift vanjohannes Dou lijkt de Hoge Raad
niet te hebben overtuigd. Ingevolge een tweede voorlopig
vonnis in 1657 ging het quotum van Drechterland zelfs iets
omlaag. De Vier Noorder Koggen en het Geestmerambacht
moesten meer betalen, de Schager- en Niedorperkoggen
twee procent minder.
De ongezouten kritiek van de advocaten was volkomen
onterecht. Dit blijkt uit een in 1994 gepubliceerd onder
zoek naar de meetkundige betrouwbaarheid van de
'gedrukte Dou' uit 1680 waarin, naar nu bekend is, West-
Friesland voor het overgrote deel is overgenomen van de
grote manuscriptkaart uit de jaren 1651-1654. Daarin werd
geconcludeerd dat Dou "een fantastisch goede kaart afle
verde',75 Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer we de weergave
van de droogmakerijen vergelijken met een moderne topo
grafische kaart. Oudere gewestkaarten, zoals die van Van
Berkenrode en Colom, zijn in tal van opzichten veel min
der betrouwbaar.
De uitzonderlijk grote schaal van de manuscriptkaart
(1:17.500) maakte het ook mogelijk om een goed beeld te
geven van de toen bestaande bebouwing. Onlangs is een
kleinschalig onderzoek gepubliceerd over de betrouw
baarheid van de op de manuscriptkaart afgebeelde topo
grafie 76 Van veel dorpen zijn bronnen bewaard gebleven
die een beeld geven van de bebouwing omstreeks 1650.
Zo zijn er de registers van het 'haardstedengeld' uit 1638
en 1643, waarin aantallen huizen in dorpen in de Vier
Noorder Koggen worden genoemd 77 Een verpondingsre-
gister van Abbekerk uit 1655, een jaar na de voltooiing van
het veldwerk van Dou en Koutter, noemt voor dit dorp
een totaal van 117 huizen.78 Het werkelijke aantal zal iets
groter zijn geweest, omdat 'schamele' huizen niet in de
verponding werden aangeslagen 79 Op de manuscriptkaart
staan in Abbekerk slechts 52 huizen getekend. Binnen de
EEN GEMENE DIJK?
25