f'—e— "r- jjs^iv^rr ZJg&stZlZ. /,ciX f&CkLï^, A?r' q0ij CJc£)^ gj fyys Jyy 2 <2o a£> r-j-L, S~fya-esi* t_ Fo&y c ?t, zv&d, ^jyf^gQtt_ C&fck&Ag^Lu^gy^ t L ren*r/f?fO,t brsur/Jj: Ate «»f ie-i *x- yo o-nJtvi*- in A/ Hjf, f<- tit JO OlltxtxitJ- Jyj/f 111 'gigir^r x,c'Ti>y/C4, ^dqt É'tn^L Jen. ft-/ ,w(iJfl/ex_<2 ,y ^Jy jf/tTTïIt-ltr* lf/c (3 'I'l-eir IL- x-x-x. ZT ('/-/> "Jyth S/«.JL Vt^o-*- i^pUK. -g Ateyj£ s '2 A £f-cA X -:M <^o-/ At^ct-y y*- L &-/ a^*x^£/A&£ e-jtej ók-sth^o* iV^A^Qy'A aA t f* A f i-fJfsgAa At tlr?c- O rjjyxA?crAe>i_ 0-« £ttï/<-/j4r7% ess— tTjf .J f L* t*W fee f-ttlL &^z.e~-tfJ- /jy erL. fycr/7st-<?-£ A ?i^(^7^4* rrf J ft^a* Afcc AA e */«-,«,. ;7 ty,irJo,S«.yi-~ »,^'Q É'eer'x 1 *t £./L*i ty-<r*r£*£l t mv-asif?*-- étet-y-C *- z* t<tr A<Ptyo-C i< r f 0-X-*"«*V7 yU *"--rtf (J'I'-UO-'f jJ j7^4*^~T<l£ fa<£e *-ƒC/U/cjv*- ^7v/«- irrj£&t^- l/f (tye-cAew j i>tg£rf?pfgf a *- -£* f '/m. O £*-4- e st— 0-^ J 2 l_* t* 2</ -&■ Jt— -**» <"j i JjSl Othr*i Ji, yt It 'll (Iht.J- r^ t ^C- lie x_ y*~)ti. 7^4 it /j \Jmmg? Deze kopie is bewaard gebleven in het stadsarchief van Alkmaar. onder meer een grote doorbraak op Texel. Precies een maand later volgde een tweede storm. Op 16 januari 1698 bracht Bluzé rapport uit aan Abraham Ficq (1646-1707), burgemees ter van Amsterdam en gedeputeerde in de Raad van State. Hij verklaardelof voldoeninge van de langh geledene com missie..."dat het water bij Petten 10 voet, 6 duim (ca. 3,5 m.) bovenord(inaris) getij' had gestaan en bij Wieringen 8 voet, 6 duim (ca. 2,8 m.). Op 2 april van hetzelfde jaar meldde hij, dat de hoogste stand bij Den Helder 8 3A voet (ca. 2,7 m.) bovenord(inaris) volle zee" was geweest,sijnde In eeni- ge Jaren herwaarts noyt op verre na van die hoogte geweest"l2 Na de voorjaarsstormen van 1702, die ten westen van Den Helder grote kustafslag veroorzaakten, brachten Abraham Bluzé, Pieter Muller en Adriaan Wentel opnieuw rap port uit over de toestand van de kust van Noord-Holland en trokken daarbij vergelijkingen met voorgaande jaren.13 Ook op Texel was Bluzé geen onbekende. In het eerste kwart van de 18e eeuw vormden het Horntje, de smalle duin- kust van de Buitenkuil en het Hoornder Nieuwland de meest bedreigde punten aan de zuidkust van het eiland. Er was voortdurend sprake van duinafslag. Nadat tijdens de decem berstormen van 1705 weer 20 meter duin was weggeslagen, namen de Gecommitteerde Raden begin januari 1706 maatre gelen. Zij berichtten de regenten van het eiland dat opziener" Adriaan Wentel met een vracht hout naar de bedreigde plek onderweg was om daarmee een nieuwe dijk voor de Buitenkuil te beschoeien en aan de achterkant te voorzien van wier. Bovendien moest de polderdijk tussen de Buitenkuil en het Hoornder Nieuwland verzwaard en ver hoogd worden om laatstgenoemde polder bij een doorbraak van de zeedijk van de Buitenkuil te beschermen. Het rapport van de zomerinspectie van dat jaar bevat een verslag met aanbevelingen van het onderzoek dat Abraham Bluzé, Adriaan Wentel en diens zoon Jan ter plaatse hadden ingesteld. ABRAHAM BLUZÉ (1657-1720) 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2003 | | pagina 9