De organisatie achter de Zeewering 5 De drie vacatures kwamen in maart 1682 op de agenda van de hoofdingelanden. Die benoemden vervolgens de zwager van Schatter tot kastelein-secretaris onder tge- noth van het tractement dat sijn voorsaat..." genoten had. De nieuwe functionaris was de jongste broer van Schatter s vrouw en heette Abraham Bleuse"secretaris tot Petten Er had zich ook een tweede kandidaat aangemeld, namelijk Theodoras Groot,av(ocaat) tot Alcmaar"zodat de hoofdingelanden konden kiezen. De hoofdingelanden van Alkmaar, Amsterdam, Enkhuizen en Haarlem prefereer den Groot. Die van Hoorn en Medemblik en de zes kavels waarin het omslagplichtig gebied van de Hondsbossche was verdeeld voelden echter meer voor Bleuse. De laatste werd dus met een meerderheid van acht tegen vier stem men benoemd. Na zijn verkiezing moest hij een borgsom op hoesten van 5.000 gulden. Wellicht werd dat bedrag gevraagd omdat de Hondsbossche nog een aanzienlijk bedrag van zijn overleden voorganger te vorderen had. Om die vordering veilig te stellen was zelfs beslag gelegd op diens bezittingen in het gemenelandshuis. Nog in 1682 kocht de Hondsbossche van de erfgenamen Jacob Schatter en zijn vrouw Engeltje Bleuse voor 150 gulden de kap- schuur die de overleden kastelein-secretaris ooit voor eigen rekening en gebruik op het erf van het gemenelandshuis had mogen plaatsen.4 Zo begon Abraham Bleuse of Bluzé -zijn niet alledaagse achternaam werd op uiteenlopende wijze gespeld- zijn loopbaan bij het Hoogheemraadschap van de Hondsbos sche. Naderhand trad hij ook als rentmeester op en daar mee werd hij als Schatter voor hem de centrale spil in de organisatie van het hoogheemraadschap. Bovendien was Bluzé baljuw en schout van Petten.We overdrijven niet als we hem betitelen als de ongekroonde koning van dit dorp en de directe omstreken. De combinatie van al zijn functies maakte hem namelijk tot een machtig man. Abraham Bluzé is daarom een speciale uitgave waard, zeker als we beden ken dat hij maar liefst 35 jaar in functie bleef. Onze kaste lein, secretaris, rentmeester et cetera vormt ook een prima aanknopingspunt om het hele reilen en zeilen van het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche aan het einde van de 17e en het begin van de 18e eeuw te belichten.Welis waar leverde de Zeewering zelf in die tijd niet zo heel veel problemen op, maar achter de dijk was er wel van alles aan de hand. De regenten lagen bijvoorbeeld overhoop met de houtvester van Holland over hun geliefde jachtpartijen in de duinen. Een ander teer punt waren de enorme maaltij den van het bestuur. Pogingen om de hieraan verbonden kosten te verminderen draaiden steeds op een mislukking uit. In 1717 kwam men met een nieuw huishoudelijk regle ment waarin duidelijke grenzen aan de verteringen werden gesteld. Het jaar 1719 vormt het eindpunt van ons onder zoek.Toen nam Bluzé's zoon -die ook Abraham heette- tijde lijk de ambten van zijn vader over. De oude Abraham over leed tenslotte in 1720 op 72-jarige leeftijd. Het hoog oprijzende gemenelandshuis in de Hazepolder. Op de voorgrond de leiding naar het pomphuis in het Krabbewater ach ter het dorp waarmee de Alkmaarse zoutzieders zeewater oppompten. Rechts de Pettemer meelmolen. Op de achtergrond de hoge Camperduinen met het oude kerkje van Camp. Detail uit een loterijkaart ten behoeve van het gasthuis van Petten. Gravure door C.J. Visscher, 1643. Om Bluzé's positie en functioneren duidelijk te kunnen maken, moeten we enige aandacht schenken aan de bestuursinrichting van de Hondsbossche. Reeds rond 1500 bestond er een afzonderlijk dijkscollege dat toezicht op de Zeewering hield. Het bestond uit een dijkgraaf en enige heemraden, op advies van het Hof van Holland benoemd door de graaf. Dat gold ook voor de rentmeester, die belast was met het financieel beheer. De grafelijke Raad of het Hof 4 ABRAHAM BLUZÉ (1657-1720)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2003 | | pagina 4