geheel vrij zouden zijn in de keuze van een opvolger. De oude Bluzé stierf tenslotte op 20 maart 1720 in het gemenelandshuis en werd begraven in de kerk te Petten. Op zijn inmiddels verloren gegane grafsteen stond de vol gende tekst: "Hier Leyt Begraven ABRAHAM BLUZE In Sijn Leven Rentemeester Secretaris En Casteleyn Van Den Hontsbossche Midsgaders Bailluw En Schout Der Vrijheerlijkhe Den Petten en Nollemerban Obiit Den 20 Maart 1720".85 Zoonlief voldeed ondertussen zo goed, dat de regenten van de Hondsbossche hem op 17 april 1720 aanstelden als de opvolger van zijn vader op hetzelfde salaris, met uitzonde ring van de vergoeding voor het landmeterschap. Bluzé Jr. was dan wel te Leiden gepromoveerd tot doctor in de rechtswetenschappen, maar voor landmeter had hij niet geleerd.86 Het overlijden van Bluzé Sr. zal zeker door vele Pette- mers als het einde van een tijdperk zijn gevoeld. In de inlei ding van deze bijdrage hebben we hem niet voor niets de ongekroonde koning van Petten en omstreken genoemd. Alleen al de opeenstapeling van de ambten van kastelein-secretaris-rentmeester-landmeter van de Hondsbossche maakte hem tot een belangrijk personage. Vele Pettemers zullen het nodige hebben bijverdiend met het overmollen, zandkruien, stro- en helm planten en ander werk aan de Zeewering. Dat werd allemaal geregeld door Bluzé. Ruzie met deze belangrijke werkgever kon menige inwoner van Petten zich vast en zeker niet permitteren. Daar kwam Bluzé's positie als schout, baljuw en strandvonder nog bovenop. Zijn optreden tegen scheepstimmerman Mooyman toont wel aan dat er niet met hem te spotten viel. Binnen het Hoogheemraadschap van de Hondsbossche toonde Abraham Bluzé zich een betrouwbare dienaar van het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Ook hier nam hij absoluut een sleutelpositie in. Uit de kort door hem zelf te boek gestelde resoluties blijkt dit wel niet direct, maar het kan bijna niet anders of de slechts enkele keren per jaar aan de dijk verschijnende regenten moeten door lopend op de adviezen van hun kastelein-secretaris- rentmeester-landmeter hebben vertrouwd. De lange periode van meer dan 35 jaar dat Bluzé aan de Hondsbossche diende viel in een periode van stabiliteit voor wat betreft de zeewering zelf. Deze bestond uit een simpele zanddijk met daarvoor een onbeschermd strand. Er deden zich natuurlijk wel eens gevaarlijke situaties voor, maar pas in de tweede helft van de 18e eeuw is er sprake van structurele problemen met deze manier van kustverdediging. In 1792 ontsnapte men op het nippertje aan een doorbraak en deze ramp resulteerde in het besluit tot het leggen van strekdammen of hoofden ter bescher ming van het strand.87 Een en ander wil echter niet zeggen dat Bluzé een rustig bestaan heeft gehad. Naast de dage lijkse, routinematige werkzaamheden -waar hij al een klerk en zijn kinderen bij moest inschakelen- kreeg hij regelmatig met kleinere en grotere crises te maken. De gedachten gaan daarbij natuurlijk al snel uit naar de protestacties van de Camper vrouwen, maar mogelijk heeft het geharrewar van 1715-1717 rond de maaltijden Bluzé vanwege de consequenties voor zijn inkomen misschien nog wel meer bezig gehouden. Het zal de ernstig zieke Bluzé zeker genoegen hebben gedaan dat de regenten van de Hondsbossche zijn zoon min of meer als opvolger accepteerden. De heer van Petten benoemde Abraham Bluzé Jr. ook tot baljuw en schout, zodat hij in alle opzichten in zijn vaders voetsporen trad. Bluzé Jr. moest helaas in 1734 ontslag vragen als kastelein omdat zijn vrouw al jaren met haar gezondheid sukkelde en de huishouding van het gemenelandshuis niet meer aan kon. Hij wilde echter graag het secretaris- en rentmeester ambt blijven bekleden. De hoofdingelanden gingen op dit verzoek in. Abraham Jr. overleed in november 1737, waar mee aan de relatie tussen de familie Bluzé en de Hondsbos sche een einde kwam.88 26 ABRAHAM BLUZÉ (1657-1720)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2003 | | pagina 26