Kaart van het Krabbewater gemaakt in verband met het proces tussen de zoutzieders en Gerrit Schatter, de heer van Petten. Het "put huijsie" of zoutwaterpomphuis is zeer goed herkenbaar. Rechts het al weer doorgebroken afsluitdijkje. Van Oud Petten is weinig meer over. De kerk staat bijna op het strand. De door Bluzé opgestelde verklaring was dus niet com pleet "...maar alleen stuxgewljse en over sulx niet ter Intentie van hem getuljge en om de waerheijt ten volle wt te drueken"60 De Hoge Raad deed in januari 1692 uitspraak. Mr. Gerrit Schatter trok aan het kortste einde, maar bleef zich verzet ten. Pas nadat hij door de Alkmaarse burgemeesters in gijzeling was genomen, beloofde hij de zoutzieders niet lan ger dwars te zitten. Schatter raakte overigens kort na deze episode in dusdanige financiële problemen dat hij onder dook. Van het toch al niet zo sterke dijkje was spoedig niets meer over. Dat had voor Petten ernstige gevolgen. Bij hoog tij drong de zee de Braak binnen en diverse huizen van het dorp moesten van een met zand gevulde beschoei ing worden voorzien. Bluzé besteedde verder in februari 1694 het overmolborden van een gedeelte van de duinen bezuiden het dorp aan om het "Imminente perlcul van doorbraak" te voorkomen.61 Na het failliet van Schatter kwam de heerlijkheid Petten in 1696 in handen van de Alkmaarse regent Gerard van Egmond van de Nijenburg. Die vatte in het voorjaar van 1698 hetzelfde plan op als zijn voorganger. Hij kwam eveneens in conflict met de zoutzieders, maar wist de kwestie soepel op te lossen. Dat hij toen al twee jaar dijkgraaf van de Hondsbossche was zal hier zeker aan hebben bijgedragen. De hoofdingelanden stonden namelijk de zoutzieders toe om dwars door hun Zeewering een watergoot te leggen. Op die manier kon er weer zout water direct uit de zee worden ingenomen. In september 1698 vond de aanbesteding plaats van de nieuwe afsluitdijk langs het Krabbewater, die bekend werd als de Spreeuwen- dijk. Zo ontstond de bedijking het Pettemervlak, die het volgend jaar in cultuur werd gebracht.62 Oud Petten werd in de periode 1737-1777 langzaam maar zeker door de Noordzee verzwolgen. Herbouw van de bedreigde huizen geschiedde toen al niet meer in de Hazepolder, maar op het Pettemervlak. De kerk werd in 1701 als eerste naar het nieuwe land verplaatst. De oude stond op dat moment op 20 meter van zee ...de deuren en glazen meest dicht, 't dack door de swaarte van 't opgestoven en dagellcx stuyvende sant op 't polnct van In storten, de muren overal gescheurd en geborsten...",63 Hieruit blijkt nogmaals duidelijk dat de grote inspanningen aan de Pettemer Zeewering tevergeefs waren. Na de storm en de springvloed van 30 september en 1 oktober 1697 werd al geconstateerd dat ...int bijsonder de Duljnen voor ende omtrent de kereke tot Petten soodanlgh dange- reusgestelt..waren dat zij na nog zo n storm wel moes- 20 ABRAHAM BLUZÉ (1657-1720)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2003 | | pagina 20