Vrije jacht voor de Hondsbossche of toch niet?
ffonffar£.
In 1688 werden Johannes Couvenhoven, waarschap van
Duinkavel, en Abraham Bluzé tijdens de jacht gegijzeld, de
eerste door Jan Joosten Varenhorst, koddebeier of jachtop
ziener van de houtvester van Holland, de tweede door
Adriaan van Coppenhof, schout van Den Helder en Huisdui
nen. Dit ondanks het feit dat alle functionarissen van de
Hondsbossche van oudsher genoten ...het Regt van de
vrije jacht in de.provinciën van westvriesland en Ken-
nemerland. Item in de Contribuerende Cavels daer onder
geleegen mitsgaders op de Eijlanden..."Aan dat jacht-
recht was -althans tot 1688- nimmer getornd, ofschoon het
niet:
"...bij autentijcke privilege ge toont kan werden aenge-
sien die en (de) andere stucken vanden Hontsbossche of
in den Spaanschen oorlogh sijn vervoert en tot Brussel
gebracht gewerden, ofte met meer subite inundatie enjde]
wegspoelinge vant Gemenelantshuijs inden Jare 1627
weggeraackt
De hoofdingelanden besloten zich met de voorhanden zijn
de stukken tot de houtvester van Holland te wenden met
het verzoek om de gijzeling op te heffen en de Hondsbos
sche in zijn oude jachtrechten te bevestigen.Tot dat doel
reisde Bluzé met landmeter Adriaan van Twuijver -in 1687
heemraad van de Hondsbossche geworden namens het
Duinkavel- en Couvenhoven begin december 1688 naar
Den Haag.49 Daar zochten zij contact met de door de steden
die in het bestuur waren vertegenwoordigd naar de verga
dering van de Staten van Holland afgezonden gedeputeer
den. Die moesten met genoemde houtvester in overleg tre
den en hem verzoeken de gijzeling direct te beëindigen, de
Hondsbossche in zijn oude jachtrecht te bevestigen en zijn
koddebeiers op te dragen de regenten en beambten van
het hoogheemraadschap verder met rust te laten.
Er vond inderdaad een onderhoud plaats met ridder
Izaak Pauw, Heer van Achttienhoven en 'eerste meester-
knaap van de wildernissen'van Holland en West-Friesland.
Deze trad op als vervanger van de afwezige houtvester,
graaf Bentinck. Pauw beloofde de houtvester in te lichten
en de gijzelneming op te heffen. Bovendien zou hij er voor
zorgen dat de Hondsbossche nooit meer lastig werd geval
len. De kwestie was hiermee kennelijk naar tevredenheid
opgelost, want we horen er verder niets meer van.
Het "chasteleynshuys" of gemenelandshuis in de Hazepolder rond 1650. Bij het huis hoorde een tuin, een boomgaard,
een paardenstal en een "honden hoek" voor de jachthonden. Detail uit een door A. Rademaker aan het begin van de 18' eeuw
vervaardigde kopie van een kaartje van Oud- en Nieuw-Petten door C.J. Visscher.
16 ABRAHAM BLUZÉ (1657-1720)