De ramp in De Eendracht Bestuurders van tractoren en andere motorvoertuigen en eige naren van trekdieren stonden op een aparte lijst en moesten deze, als de omstandigheden dat vereisten, ter beschikking stel len van het bestuur van het waterschap. Hun dijkplicht bestond uit het vervoeren naar, en verwerken van materialen in of op de dijk. De beloning bedroeg anderhalve gulden per uur. De dijk- plichtigen mochten, behalve bij urgent gevaar ofeen doorbraak, niet meer dan tweemaal vier uur achter elkaar worden ingezet, met een rustperiode van twee uur. Voor nachtarbeid kreeg de dijkplichtige een toeslag op het uurloon van vijftig cent. Omstreeks 20.00 uur, aldus opzichter Van Hoorn, stonden de dijkwachten gewapend met zakken, schoppen en lantaarns op hun post in de polder De Eendracht. Het ging om vijf man van 'Irene' tussen de dijkpalen o en 18 (de post 'Irenehoeve'), vier man van "Zeeburg" tussen de dijkpalen 18 en 30 (de post 'Zeeburg') en vier man uit De Cocksdorp tussen dijkpaal 30 en de aansluiting met de Eijerlandse dijk (de post 'De Cocksdorp'). Intussen bleef het water stijgen, nam de wind in kracht toe en ruimde bovendien van west naar noord-noord-west. Dit laatste had tot gevolg dat de oostkust van Texel na het eerste hoogwater werd aangelopen door een krachtige deining. Om 23.00 uur waren de ploegen van 'Irene' en 'Zeeburg' met vereende krach ten bezig een kleine beschadiging boven de klinkerglooiing af te dekken met zakken zand. Iets later bleek bij dijkpaal 38 een gat in het buitenbeloop te zijn geslagen, dat de dijkwachten met zeilen en zakken zand trachtten te dichten. Tussen 01.00 en 02.00 sloegen de golven bij 'Zeeburg' over de dijk heen. De situatie verslechterde met de minuut. Tegen 5.00 uur werd de dijk bij paal 37 zo zwaar door overslaande zeeën belaagd dat het dichten van de gaten ondoenlijk was. Buitenbeloop en kruin Het monument op de dijk tussen de polders Eijerland en De Eendracht (foto W.C. Thijssen). waren zwaar beschadigd, de afbraak zette door en de dijk was reddeloos. Langer in de polder blijven was onverantwoord en beide boeren kregen dan ook het advies have en goed achter de Eijerlandse dijk in veiligheid te brengen. De dijk brak tenslotte door op zondagmorgen om 08.15 uur, zo'n twee uur na hoogwater. Volgens ooggetuigen was de door braak het gevolg van het al geruime tijd over de dijk stromende water. Bij de inundatie die op de doorbraak volgde, werd een aantal dijkwerkers door het water verrast. Het betrof vrijwilli gers uit De Koog en De Waal, die in de loop van de ochtend met twee autobussen waren aangevoerd. Eén daarvan, een bus van de TESO, was doorgereden naar 'Zeeburg'." Door het slechte zicht en de tamelijk grote afstand van 2,7 kilometer tussen deze boerderij en de doorbraak, werd het gevaar te laat opgemerkt. Toen men het onheil eenmaal in de gaten had, vluchtten de vrij willigers met de bus of te voet naar de Eijerlandse dijk. Het maaiveld in die richting, speciaal een strook langs de Eijer landse dijk, lag echter lager dan de rest van de polder. Hier ont stond een sterke stroming. Zelfs de bus, die op dat moment nog maar 100 meter van de dijk af was, werd door het razendsnel wassende water de sloot in gedrukt. De passagiers moesten toen op eigen kracht de dijk zien te bereiken. Zes mannen slaag den daar niet in en zijn jammerlijk in het zicht van de veilige Eijerlandse dijk verdronken. M. Boogaard, een van de over levenden, deed kort na de catastrofe het volgende relaas: "Toen wij het water zagen aankomen spoedden we ons meteen in de rich ting van de Eierlandse dijk. Niemand onzer had er ook maar het minste erg in, dat wij ons hierdoor in groot gevaar begaven: wij hadden immers via de dijk moeten gaan, achtera/gebleken hadden wij helemaal niet weg hoeven te gaan, want hoger dan een meter kwam het water rond de boer derij Zeeburg niet. We trokken over het pad waarover men ons met auto bussen had vervoerd. Een man of tien stapten in de bus, anderen sprongen op een trekker, er ging een luxe wagentje rijden en politie Tromp stapte op zijn motor. Geen van de voertuigen heejt de Eierlandse dijk kunnen halen: op een honderd meter werden zij door het wild stromende water van de weg gesleurd en in een sloot gedrukt. We liepen achter de autobus, misschien met een man of dertig. Willem Dijker liep naast me. Stond het water ons bij de boerderij nog niet tot de knieën, een meter of twintig verder kwam het al boven de laarzen. We zagen voor ons de mensen uit de autobus springen, toen wij de bus bereikten kwam het water ons al tot aan de middel. Er liepen zo'n dertig man vddr ons. Ik zei tegen Willem Dijker: laten we de schop maar in de bus gooien. Dat deden we en gingen verder. IJska was de laatsteman van hetploegjedat voor ons uitliep. Op een gege ven moment zag ik zeker zeven man de naast de weg gelegen sloot inspoe- Ien. Sommigen hunner kwamen aan de andere kant van de sloot op het onder water staande land weer boven. Het water kwam al hoger en de stroom werd zo sterk, dat wij het niet meer op de benen konden houden. Ik begon te zwemmen, Dijker ook. Allebei kwamen we boven het land, maar daar zakte Dijker weg en ik heb hem niet meer gezien. Zwemmend en drijvend wist ik de dijk vrij dicht te naderen, hoe lang ik in het water geworsteld heb weet ik niet, maar opeens zag ik een touw voor me, ik trachtte het te grijpen, maar het ging weer weg. Weer kwam dat touw terug, maar weer kon ik er niet bij. De derde keer wist ik het te pakken te krijgen door me vooruit te werpen. Zo werd ik gered 8 door stormvloed overmand

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2003 | | pagina 8