Het evacuatieschema
1
De kade van de haven van Oudeschild verdween onder water foto J.C. Bruin).
zand. Het waterwas toen al diep landinwaarts gedrongen.'0
In de haven van Oudeschild had men ook te kampen met
ernstige wateroverlast. De kaden stonden blank en overal
dreven kisten en vaten zeewaarts. Daar waren de hoogst geme
ten waterstanden 3,32 m.+ NAP op 31 januari om 21.10 uur en
3,30 m.+ NAP op 1 februari om 08.00 uur.'"
De zeedijk van de Prins Hendrikpolder liep geen schade van
betekenis op. Wel was bij de vuurtoren aan de noordelijke punt
van het eiland sprake van flinke duinafslag. Hier werd de duin
voet 35 meter teruggeworpen. Het terrein, waar ooit het Eijer-
landse huis had gestaan, liep onder water. De kustverdediging
aan de noordoostpunt, die deel uitmaakte van het zogenaamde
'bolwerk', doorstond het geweld van het water goed. Alleen bij
de aansluiting op de duinen aan de ene en de Eijerlandse dijk aan
de andere kant is beperkte schade toegebracht aan het buiten
beloop. Aan de westzijde van Texel, langs de Noordzeekust,
werd de duinvoet over de gehele lengte van het eiland tussen de
15 en 30 meter teruggeslagen."
Na de rampnacht was de toestand van de dijken nabij Oosterend
en in Het Noorden zodanig dat bij slecht weer met de mogelijk
heid van verdere overstromingen gerekend moest worden.
Daarom werd door het gemeentebestuur, na overleg met de
Dertig Gemeenschappelijke Polders, snel een globaal evacu
atie-schema opgesteld. Dat ging uit van de veronderstelling dat
het inundatiegebied na een dijkdoorbraak bij Oosterend door
het treffen van enkele maatregelen zou kunnen worden beperkt
tot de polder 't Noorden en een terrein "...omsloten door de lijn
Redoute, Kodijkje, Hoogeberg, Den Burg, Waaldertveg, De Waal, Polder
weg, Noorderdijk...".'4
Het gebied werd ingedeeld in twee gevarenzones: zone I
omvatte een aantal precies aangegeven percelen in Het Noorden
en Oudeschild, zone 11 de rest van het inundatie-gebied (zie
kaart).'5 Als het weer daartoe aanleiding gaf, zouden bewoners
en vee uit gevarenzone I na een mondelinge of telefonische
'eerste waarschuwing'worden geëvacueerd. Die waarschuwing
gold voor de gehele polder Het Noorden, dus ook voor het
gedeelte, dat in gevarenzone II lag. De bewoners in gevarenen-
zone II konden bij dreigend gevaar het beste thuis blijven. De
betrokken percelen lagen niet zó ongunstig, dat wegspoelen
moest worden gevreesd. De thuisblijvers werd wel aangeraden
vooraf te bepalen wat de veiligste plek in huis of schuur was en
daar de nodige bedden, voedsel en drinkwater op te slaan. Bij
een werkelijke doorbraak zouden ook zij vanzelfsprekend naar
elders op het eiland worden overgebracht. Als gevarenzone I
evacueerde, moesten de veehouders in gevarenzone II voor
zichzelf beslissen of hun vee weg moest. Veel boerderijen in
deze zone waren namelijk zo hoog gelegen, dat in een groot
aantal gevallen kon worden volstaan met het afvoeren van de
varkens en schapen. Blijkbaar werd niet zo'n hoge waterstand
verwacht dat ook koeien en paarden gevaar liepen.
Was het risico van doorbraak acuut, dan volgde een 'tweede
waarschuwing' in de vorm van blauwe vlaggen overdag en twee
rode lichten boven elkaar 's nachts vanaf de molen in Het
Noorden, de kerktoren te Oosterend, de schoorsteen van de
voormalige zuivelfabriek te De Waal, het gemaal te Dijkmans
huizen en vanaf de molen te Oudeschild. Een ieder werd aange
raden daarna niet meer de weg op te gaan. Dat gold, met de
ramp in De Eendracht nog vers in het geheugen, ook voor
DOOR STORMVLOED OVERMAND II